Msgr. Martin J. O'Connor - 23 mei 1971
Als het de katholieken ter harte gaat de sociale communicatie met haar allernieuwste technieken een werkelijke dienst te verlenen opdat deze op haar beurt in dienst van de mensen moge staan, dan blijkt dat vanzelfsprekend het best te kunnen gebeuren op geestelijk vlak. De Kerk hoopt dat haar geestelijke bijdrage de grondwetten van de sociale communicatie in een helderder licht zal stellen en ze vollediger zal doen waarnemen, dat tegelijk de waardigheid van zowel communicatieleiders als publiek beter begrepen en geëerbiedigd zal worden, en .dat de communicatie, die de mensen dichter bij elkaar brengt, ze tenslotte tot een werkelijke gemeenschap zal voeren.
De katholieke communicatieleiders die hun beroep bekwaam vervullen, verlenen daarom niet alleen een uitmuntende dienst aan de sociale communicatie, maar leggen tevens een christelijk getuigenis af. Behalve het allerbelangrijkste getuigenis dat zij door hun werk en in een neutraal arbeidsmilieu leveren, zullen zij in staat zijn een christelijk zicht op de problemen van de huidige samenleving naar voren te brengen. Ook kunnen zij de nieuwsschrijvers en -lezers helpen de gebeurtenissen van het godsdienstig leven, die heel het volk aangaan, niet te verwaarlozen, maar de religieuze dimensie van heel het wereldgebeuren te laten zien. Het is dus duidelijk dat hun tegenwoordigheid niet een zaak van overheersing is, maar van dienstverlening; de kwaliteit daarvan zal hun de hoogachting van hun collega's bezorgen.
De katholieke communicatieleiders hebben recht op al die geestelijke steun van de Kerk die met hun zware en moeilijke taak in overeenstemming is.
In het bewustzijn van het gewicht en van de moeilijkheden van hun beroep, verlangt de Kerk er vurig naar met de communicatieleiders van welke religieuze opvatting ook samen te werken, teneinde hen eventueel te helpen hun beroepsproblemen tot oplossing te brengen en zoveel mogelijk tot de ontwikkeling van de mensen bij te dragen.
Bisschoppen en priesters, religieuzen en leken worden steeds vaker gevraagd om als vertegenwoordiger van de Kerk in de pers te schrijven of in radio- en televisie-uitzendingen of films op te treden. Deze deelneming, die overigens voortdurend gestimuleerd dient te worden, kan uiterst belangrijke gevolgen hebben. De media vragen van nature echter om een diepgaande ervaring in het omgaan ermee. De nationale commissies en gespecialiseerde instellingen dienen er zorg voor te dragen dat degenen die deze media gebruiken of nog zullen gebruiken bijtijds een grondige vorming ontvangen.
De Kerk beschouwt het als een van haar belangrijkste taken het publiek gelegenheid te geven tot christelijke vorming. Ook de sociale communicatie is hiermee gediend, aangezien een grondig gevormd publiek in staat zal zijn actief aan de dialoog via de communicatiemiddelen deel te nemen en de hoogste eisen zal stellen aan de communicatie. De scholen en de andere katholieke instellingen dienen zich zo volledig mogelijk te kwijten van hun taak op dit gebied, niet alleen door de leerlingen bij te brengen wat van een goed publiek wordt verwacht, maar ook door hen te leren zelf de 'totale taal' te gebruiken die de communicatiemiddelen eigen is. Op die wijze zullen de jongeren ten volle burgers van het tijdperk der sociale communicatie worden, waarvan wij thans het begin beleven.
Al wat de sociale communicatie aangaat dient de haar toekomende plaats te krijgen in het theologisch onderricht, met name in de moraal en de pastoraal, en wat haar grondbeginselen betreft ook in de catechese. Deze plaats zal beter worden begrepen wanneer de theologen zelf door grondig onderzoek hebben verwerkt wat in het eerste deel van deze Instructie is aangegeven.
Ouders en opvoeders, priesters en katholieke groeperingen zullen niet aarzelen de jongeren die smaak en aanleg voor een beroep op het vlak van de sociale communicatie mochten vertonen, in deze richting te stuwen. Wil de voorbereiding zo vruchtbaar mogelijk zijn, dan is geld nodig. In de ontwikkelingslanden is het van het hoogste belang dat de bisschoppen technisch worden bijgestaan en financieel worden geholpen om de kandidaten een goede theoretische en praktische opleiding op dit gebied te geven.
Bisschoppen en priesters, mannelijke en vrouwelijke religieuzen en leken dienen elk volgens hun eigen taak op dit gebied bij te dragen tot een christelijke vorming, die de maatschappelijke visie niet mag verwaarlozen. Zij dienen zich dan ook spontaan van de nieuwste ontwikkelingen op de hoogte te houden, hetgeen veronderstelt dat ze door rechtstreeks gebruik een zekere vertrouwdheid bezitten met de sociale communicatiemiddelen. Samen met de communicatieleiders zullen ze een nauwkeurige studie maken van de problemen van de sociale communicatie, door onderling ervaringen en opvattingen uit te wisselen.
Om te vermijden dat de toekomstige priesters en mannelijke en vrouwelijke religieuzen geheel en al vreemd zouden blijven aan het praktische leven en hun apostolische taak onvoorbereid zouden aanvangen, dienen zij gedurende hun vormingsjaren op seminaries en in instituten een juist inzicht te leren krijgen in de rol van deze media in de samenleving en in de techniek ervan. Deze kennis dient een wezensbestanddeel te vormen van hun opleiding. Want ze is de conditio sine qua non voor een doeltreffend apostolaat in de huidige wereldgemeenschap, die van dag tot dag meer onder invloed van de media staat. Bovendien dienen de priesters en de mannelijke en vrouwelijke religieuzen een diepgaand inzicht te bezitten in de wijze waarop opvattingen en gevoelens tot stand komen en zich aan de omstandigheden aanpassen, aangezien het Woord van God aan de huidige mensen moet worden verkondigd en de media een uiterst belangrijke steun verlenen aan deze verkondiging. De leerlingen die een uitgesproken smaak en aanleg voor de communicatietechnieken laten zien, dienen een meer gevorderde opleiding te krijgen.