
Johannes Kardinaal Willebrands - 24 juni 1985
Joden en christenen vinden in de Bijbel de kern van hun liturgie: voor de verkondiging van Gods woord, de respons daarop, gebed van lof en voorspraak voor levenden en doden, beroep op de goddelijke goedertierenheid. De liturgie van het Woord in zijn eigen structuur komt vanuit het jodendom. Het brevier en andere liturgische teksten en formules hebben hun parallel in het jodendom, alsook de formuleringen van onze meest eerbiedwaardige gebeden, waaronder het Onze Vader. De eucharistische gebeden zijn ook geïnspireerd op modellen uit de joodse traditie. Zoals Johannes Paulus II zei: ‘... het geloof en het godsdienstige leven van het joodse volk zoals ze vandaag nog beleden en beleefd worden, kunnen ons zeer goed helpen om bepaalde aspecten van het leven van de Kerk beter te begrijpen. Dat is ook het geval met de liturgie ...’ H. Paus Johannes Paulus II, Toespraak, Toespraak tot afgevaardigden van bisschoppenconferenties voor katholiek-joodse betrekkingen (6 mrt 1982)
Dit is heel bijzonder duidelijk in de grote feesten van het liturgische jaar, zoals het Paasfeest. Christenen en joden vieren Pasen: de joden het historische Pasen, uitziend naar de toekomst; de christenen het Pasen dat werd voltrokken in de dood en verrijzenis van Christus, hoewel nog steeds in de verwachting van de eind-voltooiing Alinea 9. Het is nog altijd de ‘gedachtenis’ die tot ons komt uit de joodse traditie, hoewel met een andere inhoud in beide gevallen. Aan beide zijden echter is er eenzelfde dynamisme: voor christenen geeft het zin aan de eucharistische viering vgl. de antiphoon ‘O sacrum convivium’, een Paasviering en als zodanig een tegenwoordigstellen van het verleden, maar beleefd in de verwachting van wat nog komen gaat.