Johannes Kardinaal Willebrands - 24 juni 1985
Dit is heel bijzonder duidelijk in de grote feesten van het liturgische jaar, zoals het Paasfeest. Christenen en joden vieren Pasen: de joden het historische Pasen, uitziend naar de toekomst; de christenen het Pasen dat werd voltrokken in de dood en verrijzenis van Christus, hoewel nog steeds in de verwachting van de eind-voltooiing Alinea 9. Het is nog altijd de ‘gedachtenis’ die tot ons komt uit de joodse traditie, hoewel met een andere inhoud in beide gevallen. Aan beide zijden echter is er eenzelfde dynamisme: voor christenen geeft het zin aan de eucharistische viering vgl. de antiphoon ‘O sacrum convivium’, een Paasviering en als zodanig een tegenwoordigstellen van het verleden, maar beleefd in de verwachting van wat nog komen gaat.