• Database vol kerkelijke documenten
  • Geloofsverdieping
  • Volledig in het Nederlands
  • Beheerd door vrijwilligers

Zoeken in kerkelijke documenten en berichten

x

RICHTLIJNEN EN SUGGESTIES VOOR DE TOEPASSINGEN VAN DE CONCILIEVERKLARING NOSTRA AETATE NR. 4

De verklaring van het Tweede Vaticaans Concilie, 2e Vaticaans Concilie - Verklaring
Nostra Aetate
Over de houding van de Kerk tegenover niet-christelijke godsdiensten
(28 oktober 1965)
(28 oktober 1965), over de houding van de Kerk ten opzichte van de niet-christelijke godsdiensten 2e Vaticaans Concilie, Verklaring, Over de houding van de Kerk tegenover niet-christelijke godsdiensten, Nostra Aetate (28 okt 1965), 4 betekent een belangrijke ontwikkeling in de geschiedenis van de joods-katholieke betrekkingen.

Bovendien is het concilie-initiatief gesitueerd in een samenhang welke is getekend door de herinnering aan de vervolgingen en massamoorden van de joden in Europa onmiddellijk voor en gedurende de Tweede Wereldoorlog. Ofschoon het christendom in het jodendom is geboren en er verschillende wezenlijke elementen van zijn geloof en zijn cultuur van heeft ontvangen, is de breuk tussen beide godsdiensten steeds dieper geworden tot het gekomen is tot een bijna wederzijdse miskenning.

Na tweeduizend jaren, welke te dikwijls zijn getekend door wederzijds onbegrip en veelvuldige botsingen, bood de verklaring 2e Vaticaans Concilie - Verklaring
Nostra Aetate
Over de houding van de Kerk tegenover niet-christelijke godsdiensten
(28 oktober 1965)
de gelegenheid een dialoog te herstellen of te vervolgen, welke zou zijn gericht op een beter wederzijds begrip. Gedurende de negen jaar die, sinds de promulgatie van de verklaring verliepen, zijn in diverse landen talrijke initiatieven genomen. Zulke initiatieven hebben het mogelijk gemaakt duidelijker de voorwaarden te ontleden waaronder de nieuwe betrekkingen tussen joden en christenen kunnen worden uitgewerkt en ontwikkeld.

Eindelijk lijkt het moment gekomen om overeenkomstig de richtlijnen van het concilie concrete suggesties voor te stellen, die zijn gebaseerd op de ervaring in de hoop, dat deze zullen helpen in het leven van de Kerk de bedoelingen te verwezenlijken welke in het conciliedocument zijn uiteengezet.

Op grond van het document moet er hier zonder meer aan worden herinnerd, dat de geestelijke banden en historische betrekkingen welke de Kerk met het jodendom verbinden elke vorm van antisemitisme en discriminatie als strijdig met de geest van het christendom zelf veroordelen, terwijl van de andere kant de waardigheid van de menselijke persoon op zichzelf voldoende is deze te veroordelen. Niet alleen slechts deze banden en betrekkingen leggen de plicht op tot een beter wederzijds begrip en een vernieuwing van de wederzijdse achting. Praktisch moeten dus in het bijzonder de christenen trachten beter de fundamentele bestanddelen van de joodse religieuze traditie te begrijpen en de wezenlijke karakteristieken leren waarmee de joden zelf zich tot het licht van hun actuele religieuze werkelijkheid bepalen.

Op grond van deze beginseloverwegingen stellen wij eenvoudig enige eerste praktische toepassingen voor op wezenlijke terreinen van het leven van de Kerk, teneinde de betrekking tussen de katholieken en hun joodse broeders te herstellen of te ontwikkelen.

Dialoog

Wij moeten naar waarheid zeggen, dat de betrekkingen tussen joden en christenen, als wij daarmee al bezig zijn geweest, over het algemeen nooit het stadium van de monoloog hebben overwonnen. Wat voor dit moment van belang is, is een echte dialoog aan te gaan. De dialoog veronderstelt het verlangen elkaar te leren kennen en deze kennis te ontwikkelen en te verdiepen. Dit vormt een bevoorrecht middel een diepere wederzijdse kennis te bevorderen en, vooral wat betreft de dialoog tussen joden en christenen, een middel de rijkdom van de eigen traditie te verdiepen. Een voorwaarde voor de dialoog is het respect voor de ander zoals hij is, en vooral respect voor zijn geloof en zijn religieuze overtuiging.

Krachtens haar goddelijke zending moet de Kerk, overeenkomstig haar natuur, zelf Jezus Christus aan de wereld verkondigen 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de missie-activiteit van de Kerk, Ad Gentes Divinitus (7 dec 1965), 2. Om te vermijden, dat dit getuigenis over Jezus Christus gegeven de joden als een dwang zou voorkomen, moeten de katholieken er voor zorgen hun geloof in strengere respectering van de godsdienst-vrijheid te beleven en te verkondigen, zoals dat door het Tweede Vaticaans Concilie is benadrukt 2e Vaticaans Concilie, Verklaring, Over de godsdienstvrijheid - Het recht van de persoon en van de gemeenschappen op sociale en burgerlijke vrijheid in godsdienstige aangelegenheden, Dignitatis Humanae (7 dec 1965). Zij moeten zich bovendien inspannen de moeilijkheid te begrijpen welke de joodse geest ervaart ten aanzien van het mysterie van het mensgeworden Woord, gezien het hogere en zuiverdere begrip dat zij heeft van de goddelijke transcendentie. Als het waar is, dat er op dit gebied nog een ruim verspreid klimaat van argwaan heerst dat te wijten is aan een betreurenswaardig verleden, moeten de christenen van hun kant hun aandeel in de verantwoordelijkheid weten te erkennen en de praktische gevolgtrekkingen maken voor de toekomst.

Behalve de broederlijke gesprekken moeten ook de ontmoetingen van deskundigen worden aangemoedigd de veelvuldige problemen te bestuderen, die samenhangen met de fundamentele overtuigingen van het jodendom en het christendom. Een grote openheid, wantrouwen ten aanzien van eigen vooroordelen en tact zijn de onmisbare hoedanigheden de gesprekspartner, zelfs ongewild, niet te kwetsen. Indien de omstandigheden het toelaten en men er wederzijds mee instemt, zou men een gemeenschappelijke ontmoeting tegenover God kunnen bevorderen in gebed en stille overweging, daar dit zeer doeltreffend is die nederigheid, die openheid van geest en hart te doen ontstaan welke nodig zijn voor de diepe kennis van zichzelf en van de anderen. Belangrijke zaken als die van de rechtvaardigheid en de vrede kunnen de uitgangspunten worden zulke ontmoetingen te organiseren.

De liturgie

De bestaande banden tussen de christelijke liturgie en de joodse liturgie moeten in herinnering worden gebracht. De levensgemeenschap in de dienst van God en van de mensheid door de liefde tot God, zoals zo'n dienst zich verwezenlijkt in de liturgie, is een kenmerk zowel van de joodse liturgie als van de christelijke. Voor de joods-christelijke betrekkingen is het nodig de gemeenschappelijke elementen van het liturgisch leven te leren kennen (formulieren, feesten, riten, enz.) waarbij de bijbel een wezenlijke plaats inneemt.

Hierbij zal men trachten beter te begrijpen, dat alles wat in het Oude Testament is vervat een eigen en duurzame waarde behoudt Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Goddelijke openbaring, Dei Verbum (18 nov 1965), 14-15, daar deze waarde niet mag worden vergeten bij de verdere interpretatie van het Nieuwe Testament, dat weliswaar het Oude Testament zijn vollediger betekenis heeft gegeven, terwijl omgekeerd het Nieuwe Testament van het Oude Testament licht en verklaring ontvangt Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Goddelijke openbaring, Dei Verbum (18 nov 1965), 16. Dit is van des te meer belang wanneer de liturgische vernieuwing de christenen steeds meer in contact brengt met de teksten van het Oude Testament.

Bij het commentariëren van de Bijbelse teksten zal men zonder de oorspronkelijke elementen van het christendom op enige wijze te minimaliseren, de continuïteit van ons geloof in betrekking met dat van het oude verbond in het licht van de beloften moeten doen uitkomen. Wij geloven dat deze beloften zich hebben verwezenlijkt met de eerste komst van Christus; maar ook dat wij werkelijk nog in afwachting zijn van hun volmaakte vervulling, welke zal worden verwezenlijkt met zijn glorievolle wederkomst op het einde der tijden. Met het oog op de liturgische lezingen moet in de homilie hierop een juiste verklaring worden gegeven, vooral wanneer dusdanige stukken worden behandeld die het joodse volk als zodanig in een ongunstig licht schijnen te stellen. Hierbij zal men trachten hét christelijke volk op een zodanige wijze te onderrichten, dat dit alle teksten in hun juiste zin begrijpt en in hun betekenis voor de gelovigen van deze tijd.

De commissies die belast zijn met de liturgische vertalingen moeten bijzondere zorg aan de dag leggen voor de vertalingswijze van die uitdrukkingen en die gedeelten, die door christenen die niet voldoende op de hoogte zijn tendentieus zouden kunnen worden uitgelegd. Het is duidelijk, dat de Bijbelteksten niet kunnen worden veranderd, maar men kan in een versie die voor het liturgisch gebruik bestemd is, de duidelijke betekenis van deze tekst weergeven, De formule 'de joden' duidt in het Evangelie van de heilige Johannes volgens de samenhang telkens 'de overheden van de joden' of 'de tegenstanders van Jezus' aan. Deze uitdrukkingen geven beter de gedachte van de evangelist weer en vermijden de schijn het joodse volk als zodanig aan te klagen. Een ander voorbeeld is het gebruik van de uitdrukkingen 'farizeeër' en 'farizeïsme', welke beide een nuancering in vooral ongunstige zin hebben aangenomen. rekening houdend met de exegetische studies.

De boven uitgedrukte overwegingen zijn ook van toepassing op de inleidingen op de Bijbellezing, op de 'voorbeden van de gelovigen' en de toelichtingen ingelast in de missalen bestemd voor de gelovigen.

Onderricht en opvoeding

Ofschoon er nog een breed arbeidsterrein open ligt, is men in de pas voorbije jaren tot een beter begrip van het jodendom op zich gekomen en van zijn betrekking tot het christendom dankzij de onderrichtingen van de kerk, de studies en onderzoekingen van de deskundigen en de dialoog die men heeft kunnen herstellen.

Tot dit doel dienen de volgende punten in herinnering te worden gebracht:

  • Het is dezelfde God 'die de Ingever ... is van de boeken van beide testamenten' 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Goddelijke openbaring, Dei Verbum (18 nov 1965), 16, die spreekt in het oude en nieuwe verbond.
  • Het jodendom in de tijd van Christus en van de apostelen was een complexe werkelijkheid welke een hele wereld van tendensen, geestelijke, religieuze, sociale en culturele waarden in zich had opgenomen.
  • Het Oude Testament en de joodse traditie die daarop is gebaseerd, moeten niet, in tegenstelling tot het Nieuwe Testament, worden beschouwd alsof zij een godsdienst zouden vormen van alleen gerechtigheid, vreze Gods en legalisme, zonder beroep op de liefde tot God en de naaste Vgl. Dt. 6, 5 Vgl. Lev. 19, 18 Vgl. Mt. 22, 34-40 .
  • Jezus is evenals zijn apostelen en een groot aantal van zijn leerlingen, uit het joodse volk geboren. Hij heeft - zich openbarend als Messias en Zoon van God Vgl. Mt. 16, 16 , drager van een nieuwe boodschap, die van het evangelie zich gepresenteerd als de voltooiing en vervolmaking van de vroegere openbaring. En, ofschoon de leer van Christus een grondig nieuw karakter had, is deze evenwel diep geworteld in de leer van het Oude Testament. Het Nieuwe Testament is diepgaand getekend door zijn verhouding met het Oude Testament. Zoals het Tweede Vaticaans Concilie heeft verklaard: 'God dus, die de Ingever en Auteur is van de boeken van beide testamenten, heeft het in zijn wijsheid zo beschikt, dat het Nieuwe Testament in het Oude Testament verborgen lag en in het Nieuwe Testament het Oude Testament werd ontsloten' 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Goddelijke openbaring, Dei Verbum (18 nov 1965), 16. En bovendien heeft Jezus van gelijksoortige onderrichtmethoden gebruik gemaakt als de rabbijnen van zijn tijd bezigden.
  • Met betrekking tot de kijk op het proces en de dood van Jezus heeft het Concilie in herinnering gebracht, dat 'datgene wat tijdens zijn lijden werd bedreven noch alle toen levende joden zonder onderscheid noch de joden van onze tijd (kan) worden aangerekend' 2e Vaticaans Concilie, Verklaring, Over de houding van de Kerk tegenover niet-christelijke godsdiensten, Nostra Aetate (28 okt 1965), 4.
  • De geschiedenis van het jodendom is niet afgesloten met de verwoesting van Jeruzalem. Deze geschiedenis is voortgegaan zich te ontwikkelen door een religieuze traditie te vormen die, ook al neemt zij na Christus, geloven wij, een grondig andere betekenis aan, toch rijke resten van religieuze waarden meedraagt.
  • Met de profeten en de apostel Paulus 'ziet de Kerk uit naar de dag, aan God alleen bekend, waarop alle volkeren de Heer eenstemmig zullen aanroepen en 'Hem dienen, schouder aan schouder' (Sef. 3, 9)' 2e Vaticaans Concilie, Verklaring, Over de houding van de Kerk tegenover niet-christelijke godsdiensten, Nostra Aetate (28 okt 1965), 4.

De informatie over deze kwesties moet alle niveaus van het onderricht en de opvoeding van de christen betreffen. Onder de informatiemiddelen nemen die van de volgende lijst een bijzonder belangrijke plaats in:

  • handboeken van de catechese
  • geschiedenisboeken
  • sociale communicatiemiddelen (pers, radio, film, televisie).

Het doeltreffend gebruik van deze middelen veronderstelt een bijzondere vorming van de leraren en opvoeders in de scholen, evenals op de seminaries en op de universiteit. Men moet het onderzoek van de specialisten omtrent de problemen met betrekking tot het jodendom en de joods-christelijke betrekkingen stimuleren, in het bijzonder op het gebied van de exegese, de theologie, de geschiedenis en de sociologie. De hogere katholieke instellingen voor onderzoek worden zo mogelijk in samenwerking met andere soortgelijke christelijke instellingen uitgenodigd, evenals ook de specialisten, om hun bijdrage te leveren aan de oplossing van deze problemen. Zij worden vervolgens aangemoedigd - waar dit mogelijk is - leerstoelen op te richten voor hebreeuwse studie en tot samenwerking met joodse geleerden.

Sociale en gemeenschappelijke actie

De joodse en christelijke traditie welke gegrond is op het woord van God, is zich bewust van de waarden van de menselijke persoon, het beeld van God. De liefde tot eenzelfde God moet worden vertaald naar een concrete actie ten gunste van de mens. In overeenstemming met de geest van de profeten werken joden en christenen graag samen in het zoeken van de sociale rechtvaardigheid en de vrede op plaatselijk, nationaal en internationaal niveau.

Deze gemeenschappelijke actie kan tegelijkertijd een wederzijdse achting en begrip grotelijks bevorderen.

Conclusies
Het Tweede Vaticaans Concilie heeft de weg gewezen welke moet worden gevolgd om een innige broederschap tussen joden en christenen te bevorderen. Het probleem van de betrekkingen tussen joden en christenen beschouwt de Kerk als zodanig, wanneer zij zich 'verdiept in haar eigen mysterie' dat zij tegenover het mysterie van Israël stelt. Aldus behoudt dit probleem heel zijn belangrijkheid ook in die gebieden waar geen joodse gemeenschappen bestaan. Dit heeft bovendien een oecumenische implicatie: de terugkeer van de christenen naar de bronnen en oorsprong van hun geloof, welke geënt is op het oude verbond, draagt bij tot het zoeken van de eenheid in Christus, de hoeksteen.

Tot dit doel kunnen de bisschoppen binnen het raam van de algemene tucht van de Kerk en van de algemeen beleden leer, door middel van haar leergezag, de geschikte pastorale initiatieven nemen. Zij stellen bijvoorbeeld op nationaal of regionaal niveau geschikte commissies of secretariaten in, of zij benoemen competente personen, met de opdracht, het ten uitvoer brengen van de conciliaire richtlijnen en de suggesties hier uiteengezet te bevorderen.

Op het niveau van de universele kerk heeft de Heilige Vader op 22 oktober 1974 deze commissie voor de religieuze betrekkingen met het jodendom ingesteld, welke verbonden is aan het Secretariaat voor de eenheid van de christenen. Ingesteld met het doel de religieuze betrekkingen tussen joden en katholieken te bevorderen en te stimuleren in eventuele samenwerking met andere christenen, is deze speciale commissie binnen de grenzen van haar competentie ter beschikking voor alle belangstellende organismen om hen te informeren en te helpen bij het verwezenlijken van hun taken in overeenstemming met de richtlijnen van de Heilige Stoel. De commissie wenst een dusdanige samenwerking te ontwikkelen voor een doeltreffende en juiste verwezenlijking van de oriëntatie van het Concilie.

Gegeven te Rome, 1 december 1974

Johannes kard. Willebrands, voorzitter van de commissie

P. Pierre-Marie de Contenson o.p., secretaris

Document

Naam: RICHTLIJNEN EN SUGGESTIES VOOR DE TOEPASSINGEN VAN DE CONCILIEVERKLARING NOSTRA AETATE NR. 4
Soort: Pauselijke Raad ter bevordering vd Eenheid vd Christenen - Commissie voor religieuze betrekkingen met de Joden
Auteur: Johannes Kardinaal Willebrands
Datum: 1 december 1974
Copyrights: © Katholieke Raad voor Israël
Bewerkt: 7 november 2019

Opties

Internetadres
Print deze pagina
Dit document bestellen
Startpagina van dit document
Referenties naar dit document
Referenties vanuit dit document
RK Documenten wordt mogelijk gemaakt door donaties van gebruikers.
© 1999 - 2024, Stg. InterKerk, Schiedam, test