Joseph Kardinaal Ratzinger - 1 april 2005
Gedurende de laatste decennia hebben we veel te vaak gezien hoe in onze straten en pleinen het pacifisme kan ontaarden in destructief anarchisme en terrorisme. Het politieke moralisme van de jaren zeventig, wiens wortels alles behalve dood zijn, was een moralisme dat er zelfs in slaagde jonge mensen vol idealen aan te trekken. Maar het was een moralisme met een verkeerde richting, zowel omdat een rustige rationaliteit ontbrak en omdat het, in de uiteindelijke analyse, het politieke Utopia plaatste boven de waardigheid van de individuele mens. Hierdoor kon zij ontaarden in een minachting van de mens uit naam van grotere doelen.
Politiek moralisme, zoals we dat hebben meegemaakt en nog steeds meemaken, opent geen wegen naar een herleving, integendeel, zij blokkeert ze. Hetzelfde geldt daarom ook voor een Christendom en een theologie die het hart van Jezus' boodschap, het "koninkrijk van God," reduceert tot de "waarden van het koninkrijk," en deze waarden identificeert met de grote sleutelwoorden van het politiek moralisme, en hen gelijktijdig verkondigt als een synthese van het religieuze.
Niettemin wordt God op deze manier verwaarloosd, niettegenstaande het feit dat Hij precies het onderwerp en de oorzaak van het koninkrijk van God is. In Zijn plaats blijven grote woorden (en waarden) die zich lenen voor allerlei soorten misbruik.
Dit korte overzicht van de situatie in de wereld doet ons nadenken over de huidige situatie van het christendom en, daarom, over het fundament van Europa; het Europa dat eens, bij wijze van spreken, het Christelijk continent was, maar dat tevens het beginpunt van die nieuwe wetenschappelijke rationaliteit is die momenteel zoveel grote mogelijkheden maar ook grote bedreigingen veroorzaakt. Het christendom is weliswaar niet in Europa begonnen, en daarom kan het zelfs niet worden geclassificeerd als een Europese godsdienst, de godsdienst van het Europese culturele bereik. Maar juist in Europa ontving zij de meest duidelijke culturele en intellectuele kenmerken en zij blijft, daarom, op een speciale manier verbonden met Europa.
Bovendien is het ook waar dat dit Europa, sinds de tijd van de Renaissance, en in een meer volledige zin sinds de tijd van de Verlichting, juist die wetenschappelijke rationaliteit heeft ontwikkeld die niet alleen in het tijdperk van de ontdekkingen tot de geografische eenheid van de wereld leidde, tot de ontmoeting van de continenten en culturen, maar die ook vandaag de dag, steeds duidelijker, dankzij de door de wetenschap mogelijk gemaakte technische cultuur, een stempel op de gehele wereld drukt, en zelfs meer dan dat, op een bepaalde manier, geeft zij haar haar gelijkvormigheid.