Joseph Kardinaal Ratzinger - 1 april 2005
De zoektocht naar deze geruststellende zekerheid, een zekerheid die ondanks alle verschillen betwist zou kunnen blijven, heeft gefaald. Zelfs de werkelijk grootse poging van Kant heeft niet tot de noodzakelijke gemeenschappelijke zekerheid geleid. Kant ontkende dat God door de pure rede gekend kon worden, maar tegelijkertijd was hij van mening dat God, vrijheid en onsterfelijkheid voorwaarden van de praktische rede zijn, zonder welke er bijgevolg volgens hem geen moreel gedrag mogelijk is.
Zijn wij naar aanleiding van de huidige situatie niet geneigd hem gelijk te geven? Ik zou het wat anders uitdrukken: de poging, op extreme wijze ten uitvoer gebracht, om God uit de maatschappij te bannen leidt ons in toenemende mate naar de rand van de afgrond, naar een steeds grotere isolatie van de realiteit. We moeten het axioma van de Verlichting omdraaien en zeggen: Zelfs wanneer iemand God op geen enkele manier kan accepteren behoort hij, hoe dan ook, zijn leven zo in te richten "veluti si Deus daretur" - alsof God bestaat. Dit is het advies dat Pascal aan zijn ongelovige vrienden gaf. Op deze manier wordt niemand in zijn vrijheid beperkt, maar vinden al onze handelingen de ondersteuning en het criterium dat ze zo dringend nodig hebben.
Op dit moment van de geschiedenis is er een groot gebrek aan mensen, die door een verlicht en levend geloof God in deze wereld geloofwaardig maken. De negatieve getuigenissen van christenen die wel spreken over God maar tegen hem leven hebben het godsbeeld verduisterd en de deur naar het ongeloof geopend. We hebben mensen nodig die om de ware humaniteit te begrijpen zich weer tot God richten. We hebben mensen nodig wier verstand wordt verlicht door het licht van God, en wier hart zich voor God opent, zodat hun verstand kan spreken met het verstand van anderen, en hun hart in staat is zich te openen voor de harten van anderen. Alleen door mensen die door God zijn geraakt, kan God naar de mensen komen. We hebben mensen zoals St. Benedictus van Norcia nodig, die in een tijd van losbandigheid en decadentie, doordrongen van een rotsvaste zekerheid, er tenslotte in slaagt om, na al de zuiveringen die hij moest ondergaan, opnieuw naar het licht op te stijgen en om terug te keren en Montecassino te stichten, de stad op de berg die, met zo veel ruines, de krachten waarvan de nieuwe wereld werd gevormd verzamelde.
Op deze manier werd St. Benedictus, zoals Abraham, de vader van vele volkeren. De aanbevelingen aan zijn monniken ons voorgehouden aan het eind van zijn H. Benedictus van Nursia
Regula monasticorum
Regel voor monniken () zijn leidraden die ons een manier die omhoog leidt aanreiken, voorbij aan de crisis en de ruines.
"Zoals er een slechte ijver is - vrucht van verbittering -, die van God verwijdert en naar de hel voert, zo is er ook een goede ijver, die van de ondeugd verwijdert en naar God voert en naar het eeuwig leven. Op deze ijver nu moeten de monniken zich met de vurigste liefde toeleggen; dat wil zeggen: zij moeten elkaar overtreffen in het loven van elkaar, zij moeten elkanders zwakheden, lichamelijke zowel als morele, met het grootste geduld verdragen ...Op onbaatzuchtige wijze leggen zij zich toe op de broederliefde. In liefde vrezen zij God. ... Volstrekt niets stellen zij boven Christus, die ons allen tezamen tot het eeuwig leven moge geleiden." H. Benedictus van Nursia, Regel voor monniken, Regula monasticorum, 72.