Joseph Kardinaal Ratzinger - 1 april 2005
In de hoedanigheid van de religie van de vervolgde, als de universele religie, overstijgt ze de verschillende staten en volkeren, en ontkent ze de staten het recht om religie te beschouwen als een deel van de staatsrechtelijke orde, en stelt dus de godsdienstvrijheid voorop. Zij heeft altijd de mens - alle mensen zonder uitzondering - gedefinieerd als geschapen naar Gods beeld en gelijkenis, en principieel, zij het binnen de opgelegde grenzen van de sociale orde, verkondigd dat een ieder dezelfde waardigheid toekomt.
In deze context is de verlichting in feite van christelijke oorsprong. Daarom is het dan ook niet vreemd dat zij uitsluitend ontstaat op het christelijke continent, telkens wanneer het christelijke geloof tegen zijn eigen natuur in en ongelukkigerwijs tot de traditie en religie van de staat is geworden. Niettegenstaande het feit dat de filosofie, voor zover het de zoektocht naar de rationaliteit betreft - ook die van ons geloof, - altijd het voorrecht van het christendom is geweest, heeft de stem van de rede niet altijd overheerst.
Wij hebben het aan de verlichting te danken dat wij opnieuw worden geconfronteerd met deze oorspronkelijke waarden van het christendom, en dat wij een reden hebben om haar haar eigen stem weer terug te geven. In de pastorale constitutie 2e Vaticaans Concilie - Constitutie
Gaudium et Spes
Over de Kerk in de wereld van deze tijd
(7 december 1965), onderstreept het Tweede Vaticaans Concilie opnieuw deze diepe overeenkomst tussen het christendom en de Verlichting. Zoekend naar een werkelijke verzoening tussen de Kerk en de moderniteit, die bestaat in de grote erfenis die beide partijen moeten verdedigen.
Gezien dit alles is het noodzakelijk dat beide partijen tot zelfreflectie en zelfcorrectie bereid zijn. Het christendom moet zich altijd herinneren dat zij de religie van de "Logos" is. Het is het geloof in de "Creator Spiritus," in de Schepper Geest, van wie alles dat bestaat voortkomt. Dit zou vandaag de dag precies haar filosofische kracht behoren te zijn, zeker waar het het probleem van de zogenaamde irrationele oorsprong van de wereld betreft, die de rede slechts ziet als een "bijproduct" dat soms zelfs schadelijk is voor haar ontwikkeling - in plaats van de wereld die voortkomt uit de rede, en waarvan bijgevolg de rede het criterium en doel is.
Het christelijk geloof helt over naar deze tweede stelling en heeft dus, vanuit een puur filosofisch gezichtspunt, zeer goede kaarten, ondanks het feit dat in de huidige tijd velen slechts de eerste stelling als de enige moderne en rationele bij uitstek beschouwen. Maar een rede die uit het irrationele voortkomt, en wiens slotconclusies bijgevolg zelf irrationeel zijn, zal bij het oplossen van onze problemen nutteloos blijken. Alleen de scheppende rede, die zich in de gekruisigde God heeft gemanifesteerd als liefde, kan ons werkelijk de weg laten zien. In de zo noodzakelijke dialoog tussen secularisten en katholieken moeten wij christenen ervoor waken trouw te blijven aan deze fundamentele lijn: Om een geloof te leven dat komt van de "Logos," van de scheppende rede, en dat daarom ook open staat voor alles dat werkelijk rationeel is.