DIRECTORIUM OVER VOLKSVROOMHEID EN LITURGIE. PRINCIPES EN RICHTLIJNEN
(Soort document: Congregatie voor de Eredienst en de Sacramenten)
9 april 2002
In de kersttijd viert de Kerk het mysterie van de openbaring van de Heer: zijn nederige geboorte in Bethlehem, die verkondigd werd aan de herders, de eerstelingen van Israël, dat de Heiland opneemt; de openbaring aan de Wijzen,
‘gekomen uit het oosten’ (
Mt. 2, 1) en de eerstelingen van de heidenen, die de pasgeboren Jezus Christus, de Messias, herkennen en vereren; de theofanie bij de rivier de Jordaan, waarbij Jezus door de Vader openlijk
’veelgeliefde Zoon’ (
Mt. 3, 17) genoemd wordt en zijn dienstwerk als Messias in het openbaar begint; het in Kana verrichte wonder, waarmee Jezus
zijn heerlijkheid openbaarde en zijn leerlingen in Hem geloofden’ (
Joh. 2, 11).
In de Kersttijd vallen naast deze vieringen die er de belangrijkste zin van weergeven, noch andere die een nawee band hebben met het mysterie van de openbaring van de Heer: het martelaarschap van de Onnozele Kinderen (28 december), van wie het bloed vergoten werd ten gevolge van de haat tegen Jezus en van het afwijzen van zijn heerschappij door Herders; de gedachtenis van de naam van Jezus op 3 januari; het feest van de Heilige Familie (zondag in het octaaf), waarop de kring van de Heilige Familie herdacht wordt waarin
’Jezus toenam in wijsheid en welgevalligheid bij God en de mensen’ (
Lc. 2, 52); het hoogfeest van 1 januari, een intense gedachtenis van het goddelijk, maagdelijk en heilzaam moederschap van Maria; en – ook al valt dit buiten de Kersttijd – het feest van de Opdracht van de Heer in de tempel (2 februari) als de viering van de ontmoeting in de Messias met zijn volk, dat vertegenwoordigd wordt door Simeon en Anna, en als het ogenblik van de Messiaanse profetie van Simeon.
Een groot gedeelte van het rijke en complexe mysterie van de openbaring van de Heer vindt ruime weerklank en geëigende uitingen in de volksvroomheid. Deze heeft in het bijzonder aandacht voor de gebeurtenissen uit de jeugd van de Verlosser, waarin zijn liefde voor ons zich geopenbaard heeft. De volksvroomheid begrijpt immers intuïtief:
- de waarde van de ’spiritualiteit van de gave’, eigen aan Kerstmis: ’een kind wordt ons geboren, een zoon wordt ons geschonken’ Vgl. Jes. 9, 5
, een geschenk dat een uitdrukking is van de oneindige liefde van God, die ’de wereld zozeer heeft liefgehad dat Hij zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven’ (Joh. 3, 16);
- de boodschap van solidariteit welke het Kerstgebeuren met zich meebrengt: solidariteit met de zondige mens, voor wie God in Jezus mens is geworden, ’voor ons mensen en omwille van ons heil’ 1e Concilie van Constantinopel, Credo van Nicea - Constantinopel (31 juli 381); solidariteit met de armen, omdat de Zoon van God, ’terwijl Hij rijk was, arm is geworden om ons rijk te maken door zijn armoede’ (2 Kor. 8, 9);
- de heilige waarde van het leven en de wonderbare gebeurtenis die zich bij elke bevalling van een vrouw voltrekt, aangezien door de bevalling van Maria het Woord des levens onder de mensen gekomen en zichtbaar geworden is. Vgl. 1 Joh. 1, 2
;
- de waarde van de Messiaanse vreugde en vrede, waarnaar de mensen van iedere tijd ten diepste streven: de engelen verkondigen aan de herders dat de Heiland van de wereld geboren is, de ’Vredevorst’ (Jes. 9, 5), en brengen de wens tot uitdrukking van ’vrede op aarde onder de mensen in wie Hij welbehagen heeft’ (Lc. 2, 14);
- het klimaat van eenvoud en armoede, nederigheid en vertrouwen in God dat de gebeurtenissen van de geboorte van het kind Jezus omgeeft.
Juist omdat zij de in het mysterie van Kerstmis aanwezige waarden aanvoelt, is de volksvroomheid geroepen bij te dragen aan het behoud van de gedachtenis van de openbaring van de Heer, en wel zo dat de sterke traditie in verband met Kerstmis niet een terrein wordt voor activiteiten van consumptiedrang en infiltraties van nieuwe heidendom.
In het tijdsverloop van de vespers van Kerstmis tot de nachtmis, kent de volksvroomheid de traditie om de Kerstliederen te zingen, die een van de machtigste middelen vormen voor het overbrengen van de boodschap van vreugde en vrede. Daarmee verbonden biedt zij enkele, van land tot land verschillende, vormen van gebed. Het is nuttig daarvan gebruik te maken en deze, zo nodig, af te stemmen op de liturgievieringen zelf, zoals bijvoorbeeld:
- het opstellen van ’levende Kerststallen’ en de zegening van het Kerststalletje thuis, waardoor een moment van gebed van het hele gezin mogelijk gemaakt wordt. Het gebed daarbij dient het lezen van het verhaal van Lucas over de geboorte van Jezus te bevatten, waarbij de typische Kerstliederen weerklinken en smeekbeden en lofprijzingen opstijgen, vooral van de kinderen, die de hoofdrolspelers zijn in deze samenkomst van het gezin;
- de zegening van de Kerstboom. Dit is geschikt om een dergelijk moment van gebed van het gezin in te voeren. Immers, afgezien van zijn historische oorsprong is de Kerstboom tegenwoordig een sterk evocatief en in christelijke kringen zeer verbreid symbool. De Kerstboom doet denken aan zowel de levensboom, geplant midden in de hof van Eden Vgl. Gen. 2, 9
, als aan de kuisboom en krijgt dus een christologische betekenis: Christus is de ware levensboom, geboren uit ons geslacht, uit de maagdelijke, heilige aarde die Maria is, de altijd groene boom, rijk aan vruchten. De christelijke versiering van de boom bestaat volgens degenen die de noordelijke landen evangeliseren, uit appels en hosties die aan de takken opgehangen worden. Men kan ’geschenken’ toevoegen: tussen de geschenken die onder de Kerstboom gelegd worden, mag niet de gave voor de armen ontbreken. Deze Kerstgeschenken hebben een plaats in ieder christelijk gezin;
- het Kerstmaal. Het christelijk gezin dat iedere dag overeenkomstig de traditie de tafel zegent en de Heer dankt voor de gave van het voedsel, zal dit gebaar met meer intensiteit en aandacht maken bij het Kerstmaal, waarbij de hechtheid en de vreugde van de familiebanden zich in al hun kracht openbaren.
De Kerk wenst dat de gelovigen zo mogelijk op de avond van 24 december deelnemen aan de lezingendienst als directe voorbereiding op de Eucharistieviering van middelnacht.
Congregatie voor de Eredienst en de Sacramenten, Liturgie van de Getijden volgens de Romeinse ritus (tweede standaarduitgave 1985), Algemene inleiding op het getijdengebed, Institutio Generalis de Liturgia Horarum (7 apr 1985), 215 Waar dit niet gebeurt, kan het nuttig zijn om een wake te houden die bestaat uit liederen, lezingen en elementen van volksvroomheid en om zich door deze dient te laten inspireren.
In de nachtmis, die van grote liturgische betekenis is en door volksgebruiken is beïnvloed, kan men gebruik maken van de volgende elementen:
- bij het begin van de mis kan het lied van de aankondiging van de geboorte van de Heer genomen worden in de formulering van het Congregatie voor de Eredienst en de Sacramenten
Martyrologium Romanum
editio typica altera
(29 juni 2004);
- het gebed van de gelovigen zal een waarlijk universeel karakter moeten krijgen. Dit dient, waar dit van toepassing, is ook tot uitdrukking gebracht te worden door een veelheid van taken. Bij het aanbieden van de gaven zal altijd een concrete verwijzing naar de armen dienen voor te komen;
- aan het einde van de viering kan de beeltenis van het Jezuskind door de gelovigen worden gekust en kan het beeld worden neergelegd in de Kerststal, die in de Kerk of in de nabijheid is ingericht.
Het feest van de Heilige Familie
Het feest van de Heilige Familie van Jezus, Maria en Jozef (de zondag onder het octaaf van Kerstmis) biedt een geschikt kader voor de viering van enkele riten of momenten van gebed die eigen zijn aan het christelijke gezin.
De herinnering aan Jozef, Maria en het kind Jezus die zich, zoals ieder joods praktiserend gezin, naar Jeruzalem begeven om de riten van Pasen te vervullen Vgl. Lc. 2, 41-42
, zal aanzetten tot een aanvaarding van het pastorale voorstel dat op die dag het hele gezin aan de Eucharistie deelneemt. Veelbetekend zijn bij een dergelijk feest ook de hernieuwing van de toewijding van heel het gezin aan de bescherming van de Heilige Familie van Nazareth, de zegening van de kinderen, zoals voorzien in het rituale en, waar de gelegenheid daartoe geboden wordt, de hernieuwing van de trouwbeloften van de gehuwden, nu als ouders, evenals de uitwisseling van het voornemen om te trouwen waarmee de verloofden uitdrukkelijk hun wens uitspreken een nieuw gezin te vormen.
Buiten deze feestdag nemen de gelovigen echter ook graag hun toevlucht tot de Heilige Familie om het eigen gezin vorm te geven naar het model van het huisgezin van NazarethH. Paus Johannes Paulus II, Audiëntie, Toespraak tot de Misdienaars (1 aug 2001) en richten tot haar herhaaldelijk schietgebedjes, waarmee zij zichzelf aan haar bescherming toevertrouwen en vragen om haar bijstand in het uur van de dood.Pauselijke Academie voor het Leven, Verklaring betreffende de productie en het wetenschappelijke en therapeutische gebruik van menselijke embryonale stamcellen (25 aug 2000)
Het feest van de Heilige Onnozele Kinderen
Vanaf de zesde eeuw viert de Kerk op 28 december de gedachtenis van de kinderen die omwille van Jezus door de blinde razernij van Herodes gedood werden. Vgl. Mt. 2, 16-17
De liturgische traditie noemt hen de ’Heilige Onnozele Kinderen’ en kwalificeert hen als martelaren. In de loop der eeuwen hebben in de kunst, de poëzie en de volksvroomheid gevoelens van vertedering en sympathie de herinnering aan deze ’lieflijke kudde van geslachte lammeren’ Aurelius Prudentius Clemens, Cathemerinon. XII, 130: CCL 126, Turnholti 1966, p. 96 Congregatie voor de Eredienst en de Sacramenten, Getijdengebed, Liturgia horarum (11 apr 1971). die 28 decembris, Ss. Innocentium martyrum, Ad laudes, Hymnus 'Audit tyrannus anxius' omgeven; met deze gevoelens is altijd een opwelling van verontwaardiging gepaard gaan vanwege het geweld waarmee zij aan de armen van hun moeders ontrukt en aan de dood prijsgegeven werden.
In onze dagen ondergaan kinderen nog altijd talloze vormen van geweld die hun leven, waardigheid, zedelijkheid en recht op opvoeding belagen. Men dient op die dag de ontelbare schare van kinderen voor ogen te houden die nog niet geboren zijn en voortijdig omgebracht worden onder bescherming van wetten die abortus, een afschuwelijke misdrijf, toestaan. Met haar aandacht voor concrete problemen kent de volksvroomheid op niet weinig plaatsen culturele manifestaties en vormen van naastenliefde, zoals het bijstaan van zwangere moeders, adoptie van kinderen en het bevorderen van hun ontwikkeling.
Uit de volksvroomheid komen enkele oefeningen van godsvrucht voort die 31 december kenmerken. In het merendeel van de westerse landen viert men op die dag het einde van het burgerlijke jaar. Deze jaarlijks terugkerende gelegenheid brengt de gelovigen ertoe na te denken over het mysterie van de tijd’, die snel en onverbiddelijk voorbijgaat. Dat doet in hun hart een dubbel gevoel ontstaan: een van berouw en spijt om de begane zonden en de gelegenheden van genade die men gedurende het jaar dat nu ten einde loopt, heeft laten voorbijgaan en een van dankbaarheid voor de weldaden die men van God ontvangen heeft.
Deze dubbele houding heeft respectievelijk twee oefeningen van godsvrucht doen ontstaan: de verlengde uitstelling van het Allerheiligste, die religieuze gemeenschappen en gelovigen de ruimte biedt voor momenten van voornamelijk stil gebed, en het zingen van het Te Deum, als gemeenschappelijke uiting van lof en dank voor de weldaden die verkregen zijn van God in de loop van het jaar dat op het punt staat te eindigen. Vgl. Apostolische Penitentiarie, Enchiridion Indulgentiarum - tertia editur (16 juli 1999). Aliae concessiones, 26, p. 71
Op sommige plaatsen, vooral in kloostergemeenschappen en lekenverenigingen met een grote inzet op eucharistisch gebied, vindt in de nacht van 31 december een gebedswake plaats die gewoonlijk afgesloten wordt met een Eucharistieviering. Een dergelijke wake dient aangemoedigd te worden en moet gevierd worden in overeenstemming met de liturgische inhoud van het octaaf van Kerstmis en beleefd worden niet alleen als een gerechtvaardigde reactie op de wijdverbreide onbekommerdheid waarmee de maatschappij het moment van de overgang van het ene jaar naar het andere viert, maar ook als een waakzaam offer van de eerstelingen van het nieuwe jaar aan de Heer.
Het hoogfeest van de heilige Maria, Moeder van God
In het octaaf van Kerstmis viert de Kerk op 1 januari het hoogfeest van de heilige Maagd Maria, de Moeder van God. Het goddelijk en maagdelijk moederschap vormt een bijzonder heilsgebeuren: voor de Maagd was het voorwaarde voor en oorzaak van haar bijzondere heerlijkheid; voor ons is het een bron van genade en heil, omdat wij
’door haar de Gever van het leven mochten ontvangen’.
Congregatie voor de Eredienst en de Sacramenten, Editio typica tertio emendata 2002/2008, Missale Romanum (6 okt 2008). Collecta van 1 jnauari
Het hoogfeest van 1 januari, een bij uitstek mariaal feest, biedt een gelegenheid die bijzonder geschikt is voor een ontmoeting tussen liturgische vroomheid en volksvroomheid: de eerste viert de gebeurtenis met de haar eigen formuleren, de tweede zal, indien zij op de juiste wijze gevormd is, het niet nalaten om uiting te geven aan lof en gelukwensen aan de Maagd vanwege de geboorte van haar goddelijke Zoon en om de inhoud te verdiepen van zeer veel gebedsformules, te beginnen bij die welke de gelovigen zeer dierbaar is: ’Heilige Maria, Moeder van God, bid voor ons zondaars’.
In het westen is 1 januari een dag voor gelukwensen: het begin van het burgerlijk jaar. Ook de gelovigen zijn betrokken bij dit feestelijk klimaat van nieuwjaar en zij wisselen allen de wensen voor een
’zalig nieuwjaar’ uit. Zij moeten echter een dergelijke gewoonte een christelijke zin weten te geven en er als het ware een uiting van godsvrucht van maken. De gelovigen weten immers dat
’nieuwjaar’ geplaatst wordt onder het koningschap van Christus en daarom plaatsen ook zij het, wanneer zij gelukwensen uitwisselen, impliciet of expliciet onder de heerschappij van Christus, aan wie de dagen en de eeuwen der eeuwen toebehoren.
Vgl. Openb. 1, 6
Vgl. Openb. 22, 13
Congregatie voor de Eredienst en de Sacramenten, Editio typica tertio emendata 2002/2008, Missale Romanum (6 okt 2008). In Vigilia Paschali, Praeparatio cerei
Aan dit bewustzijn sluit de zeer verbreide gewoonte aan om op 1 januari de hymne Veni, creator Spiritus te zingen, opdat de Geest van de Heer de gedachten en handelingen van de individuele gelovigen en de christelijke gemeenschappen in de loop van het jaar geleidt. Vgl. Apostolische Penitentiarie, Enchiridion Indulgentiarum - tertia editur (16 juli 1999). Aliae concessiones 26, p. 70
Onder de gelukwensen die mannen en vrouwen op 1 januari onderling uitwisselen, heeft de vredewens een bijzondere plaats. De
’vredewens’ heeft diepe Bijbelse, christologische wortels. Hij heeft zijn diepste wortels in Kerstmis. Om het
’goede van de vrede’ wordt in het bijzonder gevraagd door de mensen van alle tijden, die hierop toch veelvuldig een aanslag plegen op de meest gewelddadige en vernietigende wijze: door oorlog.
De Apostolische Stoel heeft, delend in de diepe verlangens van de volken, vanaf 1967 voor 1 januari de viering afgekondigd van de ’Werelddag van de vrede’.
De volksvroomheid is niet ongevoelig gebleven voor dit initiatief van de Apostolische Stoel en in het licht van de pasgeboren vredevorst maakt zij van deze dag een intens moment van gebed voor de vrede, van opvoeding tot de vrede en de hiervan onlosmakelijke woorden zoals vrijheid, solidariteit en broederschap, waardigheid van de menselijke persoon, eerbied voor de natuur, recht op werk en de heiligheid van het leven, van het aanklagen van mistoestanden die het geweten van verduisteren en de vrede bedreigen.
Het hoogfeest van de Openbaring van de Heer
Rond het feest van de Openbaring des Heren, dat van zeer oude oorsprong is en een zeer rijke inhoud heeft, zijn veel tradities en echte uitingen van volksvroomheid opgekomen en gegroeid. Hieronder kunnen vermeld worden:
- de plechtige aankondiging van het paasfeest en de belangrijkste veranderlijke feesten van het jaar. Een herstel van dit gebruik dat zich ontwikkelt op verschillende plaatsen, dient op passende wijze bevorderd te worden. Het helpt de gelovigen immers om het verband te ontdekken tussen de Openbaring de Heren en Pasen en de gerichtheid van alle feesten op het grootste christelijke hoogfeest;
- het uitwisselen van ’cadeautjes met Driekoningen’. Een dergelijke gewoonte wortelt in de passage in het Evangelie over de gaven, door de wijzen aan het kindje Jezus aangeboden Vgl. Mt. 2, 11
, en nog dieper in de gave, door God aan de mensheid geschonken met de geboorte onder ons van de Immanuel. Vgl. Jes. 7, 14
Vgl. Jes. 9, 6
Vgl. Mt. 1, 23
Het is daarom wenselijk dat de uitwisseling van geschenken ter gelegenheid van Driekoningen een religieus karakter behoudt, dat wil zeggen dat zij laat zien dat deze haar uiteindelijke motievering vindt in de herinnering aan het Evangelieverhaal. Dat zal helpen om van het geschenk ook een uitdrukking van christelijke godsvrucht te maken en om het te onttrekken aan de invloed van elementen van luxe, rijkdom en verkwisting, de vreemd zijn aan de oorsprong ervan;
- de zending van de huizen. Op de deuren ervan wordt het kruis des Heren getekend, het getal van het pas begonnen jaar, de beginletters van de traditionele namen van de heilige wijzen (C + M + B) – ook wel verklaard als een afkorting van ’Christus mansionem benedicat’. Dit wordt met gezegend krijt gedaan. Dergelijke handelingen die door een stoet kinderen, begeleid door volwassenen, verricht worden, brengen het inroepen van de zending van Christus op voorspraak van de heilige drie wijzen tot uitdrukking en zijn tegelijk een gelegenheid om gaven te verzamelen die besteed moet worden aan caritatieve en missionaire doelen;
- de initiatieven van solidariteit ten gunste van mannen en vrouwen die evenals de drie wijzen komen uit verre streken. Ten opzichte van hen – of het nu Christenen zijn of niet – neemt de volksvroomheid een houding aan van gastvrij begrip en daadwerkelijke solidariteit;
- hulp voor de evangelisatie van de volkeren. Het sterk missionair karakter van de Openbaring des Heren wordt door de volksvroomheid onderkend. Daardoor bloeien op de dag initiatieven ten gunste van de missie, in het bijzonder die welke verbonden zijn met het ’Missiewerk van de Heilige Kindsheid (Pauselijke missiewerken van de kinderen)’, ingesteld door de Apostolische Stoel;
- het toewijzen van beschermheiligen. In niet weinig religieuze gemeenschappen en broederschappen geldt de gewoonte aan de afzonderlijke leden een heilige toe te wijzen onder wiens bescherming het pas begonnen jaar geplaatst moet worden.
Het feest van de Doop van de Heer
De mysteries van Jezus’ doop en zijn optreden tijdens de bruiloft van Kana zijn nauw verbonden met het heilsgebeuren van de Openbaring van de Heer.
Het feest van de Doop van de Heer vormt de afsluiting van de Kersttijd. Omdat men het pas recent opnieuw is gaan waarderen, heeft het geen bijzondere uitingen van volksvroomheid doen ontstaan. Willen de gelovigen gevoelig zijn voor wat het doopsel en de herinnering aan hun geboorte als kinderen van God betreft, dan kan dit feest toch een geschikt moment zijn voor doeltreffende initiatieven zoals: het openen de rite van de besprenkeling met wijwater op zondag in alle missen die gevierd worden met een grote toeloop van mensen, alsook het concentreren van de homilie en de catechese op de thema’s en symbolen die het doopsel betreffen.
Het feest van de Opdracht van de Heer in de tempel
Tot 1969 droeg het oude feest van 2 februari, afkomstig uit het Oosten, In het byzantijnse Oosten is het feest toegespitst op het mysterie van de Hypapante, ofwel de Ontmoeting van de Verlosser met hen die Hij is komen redden en die vertegenwoordigd worden door de personen van Simeon en Anna, overeenkomstig de woorden van het Nunc Dimittis (Lc. 2, 29-32). Deze woorden worden onophoudelijk hernomen in de liturgiegezangen va het feest: "Een licht dat voor de heidenen straalt, een glorie voor het volk Israël". in het westen de naam ’Reiniging van de heilige Maagd Maria’ en sloot het op de veertigste dag na Kerstmis de Kerstcyclus af.
De feest heeft altijd een sterk volks karakter gehad. Immers, de gelovigen:
- nemen graag deel aan de processie ter herinnering aan de intrede van Jezus in de tempel en zijn ontmoeting met vooral God de Vader – in wiens woning Hij voor het eerst binnengaat – en vervolgens met Simeon en Anna. Een dergelijke processie, die in het westen heidense optochten met een zedeloos stempel verving en een boetekarakter had, werd daarna gekenmerkt door de zegening van de kaarsen die in de processie ontstoken werden ter ere van Christus, ’een licht dat voor de heidenen straalt’ (Lc. 2, 32);
- zijn gevoelig voor het gebaar van de Maagd Maria die haar Zoon in de tempel opdraagt en zich overeenkomstig het voorschrift van de wet van Mozes Vgl. Lev. 12, 1-8
onderwerpt aan de reinigingsrite; in de volksvroomheid werd de gebeurtenis van de reiniging gezien als een blijk van nederigheid van de Maagd en daarom werd 2 februari vaak beschouwd als het feest van hen die in de Kerk nederig dienstwerk verrichten.
De volksvroomheid is gevoelig voor de providentiële en mysterieuze gebeurtenis van de conceptie en de geboorte van een nieuw leven. In het bijzonder voelen christelijke moeders de band die er bestaat tussen het moederschap van Maria, de reinste der schepselen, de moeder van het Hoofd van het mystiek lichaam, en hun moederschap – ondanks de aanzienlijke verschillen: de conceptie en de bevalling van Maria zijn unieke feiten. Zij zijn immers ook moeders volgens Gods plan, omdat zij de toekomstige ledematen van hetzelfde mystieke lichaam voortgebracht hebben. Uit dit gevoel en uit een zekere minesis (nabootsing, navolging) van de door Maria verrichte rite Vgl. Lc. 2, 22-24
was de rite ontstaan van de reiniging van de kraamvrouw. Enkele elementen hiervan weerspiegelen een negatieve visie op de gebeurtenissen, verbonden met de bevalling.
In het vernieuwde Rituale Romanum is voorzien in de zegening van de moeder, hetzij vóór, Congregatie voor de Eredienst en de Sacramenten, Over de zegeningen, De benedictionibus (1 jan 1984). Ordo benedictionis mulieris ante partum, cit. 219-231 hetzij na de bevalling, Congregatie voor de Eredienst en de Sacramenten, Over de zegeningen, De benedictionibus (1 jan 1984). Ordo benedictionis mulieris ante partum, cit. 236-253 en deze laatste alleen in het geval dat de moeder niet bij het doopsel van het kind heeft kunnen zijn.
Toch is het een uitstekende zaak dat moeders en verwanten, wanneer zij om dergelijke zegeningen vragen, zich voegen naar de perspectieven van het gebed van de Kerk: gemeenschap in geloof en liefde in het gebed, opdat de tijd van verwachting gelukkig verloopt (zegening vóór de bevalling) en om God voor de ontvangen gave te danken (zegening na de bevalling).
Het benutten van elementen in het verhaal van het Evangelie over de opdracht van de Heer in de tempel (
Lc. 2, 22-40) – zoals de gehoorzaamheid van Jozef en Maria aan de wet van de Heer, de armoede van het heilig echtpaar, de maagdelijke staat van de Moeder van Jezus – heeft in enkele lokale Kerken het idee aan de hand gedaan om van 2 februari ook het feest te maken van hen die toegewijd zijn aan de dienst van de Heer, en van de broeders en zusters in de verschillende vormen van godgewijd leven.
Het feest van 2 februari behoudt een volks karakter. Het is echter noodzakelijk dat het en volle beantwoordt aan de echte betekenis van het feest. Het zou niet juist zijn dat de volksvroomheid bij het vieren van de opdracht van de Heer in de tempel het belangrijke christologische gegeven ervan zou verwaarlozen om bijna uitsluitend stil te blijven staan bij de mariologische aspecten. Het feit dat het
’beschouwd’ moet
’worden [...] als een gedachtenis van Zoon en Moeder samen’ H. Paus Paulus VI, Apostolische Exhortatie, Over de vernieuwing van de Maria-verering in liturgie en persoonlijke beleving, Marialis Cultus (2 feb 1974), 7, is geen bevordering van een dergelijke mogelijke omkering van het perspectief. De kaars die thuis bewaard wordt, moet voor de gelovigen een teken zijn van Christus,
’het licht der wereld’, en derhalve een aanleiding voor een uiting van geloof.
© 2003, Beleidssector liturgie van de Nederlandse Bisschoppenconferentie / Nationale Raad voor Liturgie
Liturgische Documentatie, dl. 2, p. 13-198