9 april 2002
Ook de volksvroomheid is gevoelig voor het gebruik van de zaterdag als de dag van de heilige Maria. Niet zelden komt het voor dat religieuze gemeenschappen en verenigingen van gelovigen statuten hebben die voorschrijven iedere zaterdag de Moeder van de Heer eer te betuigen, soms met oefeningen van godsvrucht die juist voor die dag gemaakt zijn.H. Paus Johannes Paulus II, Audiëntie, Toespraak tot de Misdienaars (1 aug 2001)
Triduüm, zevendaagse gebedperiode en novenen kunnen een gunstige gelegenheid zijn om niet alleen oefeningen van godsvrucht ter ere van de heilige Maagd in het leven te roepen, maar ook om de gelovigen een juist zich te geven op de plaats zie zij inneemt in het mysterie van Christus en de Kerk en de functie die zij daarin vervult.
De oefeningen van godsvrucht kunnen zich immers afzijdig houden van de toenemende verworvenheden in het Bijbels en theologisch onderzoek betreffende de Moeder van de Verlosser. Wat meer is, zij moeten catechetisch middel worden voor het getuigenis en de verbreiding ervan, zonder dat het karakter ervan veranderd wordt.
Triduüms, zevendaagse gebedsperioden en novenen zullen pas echt een voorbereiding op de viering van het feest zijn, als de gelovigen gestimuleerd worden om te naderen tot het boetesacrament en het sacrament van de Eucharistie en om hun duidelijke inzet te hernieuwen naar het beeld van Maria, de eerste en volmaakte leerlinge van Christus.
In sommige streken ontmoeten op de dertiende dag van elke maand de gelovigen elkaar voor ogenblikken van gebed tot Maria ter gedachtenis aan de Maagd in Fatima.
In het westen hebben zich parallel aan de liturgische eredienst de aan de Maagd Maria toegewijde maanden ontwikkeld die opgekomen zijn in een tijd waarin men zelden verwees naar de liturgie als naar een normatieve vorm van de christelijke eredienst. Dat heeft geleid en leidt nog steeds tot enkele problemen van liturgisch-pastorale aard die een nauwkeurige beoordeling verdienen.
In veel gevallen zal de beste oplossing zijn de inhoud van de ’Mariamaand’ in overeenstemming te brengen met de daaraan parallel lopende tijd van het liturgisch jaar. Zo zullen bijvoorbeeld gedurende de maand mei, die grotendeels samenvalt met de vijftig dagen van Pasen, de oefeningen van godsvrucht de deelname moeten belichten van de Maagd aan het Paasmysterie Vgl. Joh. 19, 25-27 en aan het Pinkstergebeuren Vgl. Hand. 1, 14 , waarmee de tocht van de Kerk begint: een tocht die zij, deelgenote geworden aan de nieuwheid van de Verrezene, aflegt onder de leiding van de Geest. En omdat de ’vijftig dagen’ de tijd vormen die geschikt is voor de viering van de mystagogie van de christelijke initiatiesacramenten, zullen de oefeningen van godsvrucht van de maand mei op nuttige wijze de functie kunnen beklemtonen die de Maagd, verheerlijkt in de hemel, op aarde vervult, ’hier en nu’, bij de viering van de sacramenten van het doopsel, het vormsel en de Eucharistie. Voor enkele aanwijzingen over Maria en de christelijke initiatiesacramenten
In elk geval zal nauwkeurig de richtlijn van de constitutie 2e Vaticaans Concilie - Constitutie
Sacrosanctum Concilium
Over de heilige liturgie
(4 december 1963) gevolgd moeten worden over de noodzaak dat ’de aandacht van de gelovigen vooral gevestigd moet worden op de feesten van de Heer waarop gedurende het jaar de heilsmysteries worden gevierd waarmee de heilige Maagd Maria verbonden is’. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de heilige liturgie, Sacrosanctum Concilium (4 dec 1963), 108
Een juiste catechese zal gelovigen ervan overtuigen dat de zondag, de wekelijkse gedachtenis van Pasen, ’de dag van het allereerste feest’ is. Tenslotte voor ogen houdend dat in de Romeinse liturgie de vier adventsweken een mariale tijd vormen die op harmonische wijze in het liturgische jaar ingepast is, zal men de gelovigen moeten helpen om de talrijke verwijzingen naar de Moeder van de Heer die deze hele periode biedt, op gepaste wijze te benutten.