Derhalve moet in de volksvroomheid het bewustzijn versterkt worden van de verwijzing naar de allerheiligste Drie-eenheid, die zij, zoals gezegd, in zich draagt, zij het in de kiem. Met het oog hierop worden enkele aanwijzingen gegeven:
Het is noodzakelijk om de gelovigen in te lichten over het bijzonder kenmerkt van het christelijk gebed, dat zich richt tot de Vader door middel van Jezus Christus in de kracht van de Heilige Geest.
Het is noodzakelijk dat de uitingen van volksvroomheid de persoon en het handelen van de Heilige Geest in een helderder licht plaatsen. Het ontbreken van een ‘naam’ voor de Geest van God en de gewoonte Hem niet af te beelden in antropomorfe voorstellingen hebben, althans gedeeltelijk, geleid tot een zekere afwezigheid van de Heilige Geest in de teksten en andere uitdrukkingswijzen van de volksvroomheid, alhoewel de functie van muziek en lichaamsgebaren niet vergeten worden om de relatie met de Geest te laten zien. Een dergelijke afwezigheid kan opgeheven worden door middel van de evangelisatie van de volksvroomheid, waarover het leergezag van de Kerk meermalen gesproken heeft.
Het is eveneens noodzakelijk dat de uitingen van volksvroomheid de primaire en fundamentele waarde van de verrijzenis van Christus beklemtonen. De liefdevolle aandacht van de Vader voor de lijdende mensheid, die zo levend is in de volksvroomheid, moet altijd verbonden zijn met het perspectief van zijn verheerlijking. Alleen op die voorwaarde zal het heilsplan van God in zijn geheel in Christus uiteengezet en het paasmysterie van Christus in zijn ondeelbare eenheid begrepen worden. Alleen zo zal het ware gelaat van het Christendom geschetst worden, dat de overwinning van het leven op de dood is, viering van Hem die ‘niet een God van doden, maar van levenden is’ (Mt. 22, 32), van de Christus, de Levende, die dood was en nu voor eeuwig leeft Vgl. Openb. 1, 20 , en van de Geest, ‘die Heer is en het leven geeft’. 1e Concilie van Constantinopel, Credo van Nicea - Constantinopel (31 juli 381)
Tenslotte is het noodzakelijk dat de devotie voor het lijden van Christus de gelovigen brengt tot een volledige en bewuste deelname aan de Eucharistie, waarin het lichaam van Christus, voor ons als offer aangeboden, ons tot voedsel gegeven wordt Vgl. 1 Kor. 11, 24 , en het bloed van Christus, vergoten op het kruis voor het nieuwe en altijddurende Verbond en voor de vergeving van alle zonden, als drank gegeven wordt. Een dergelijke deelname heeft haar hoogste een belangrijkste moment in de viering van het Paastriduüm, hoogtepunt van het liturgisch jaar, en in de zondagviering van de heilige mysteries.