
9 april 2002
Immers, ’de gelovigen begrijpen gemakkelijk de vitale band die de Zoon met de Moeder verenigt. Zij weten dat de Zoon God is en dat zij, de Moeder, ook hun moeder is. Zij voelen de onbevlekte heiligheid van de Maagd aan en ook al vereren zij haar als glorierijke koningin in de hemel, zij zijn er toch zeker van dat zij vol van barmhartigheid voor hen ten beste spreekt en zij roepen daarom met vertrouwen haar bescherming in. De armsten voelen in het bijzonder haar nabij. Zij weten dat zij arm was zoals zij, dat zij veel leed, dat zij geduldig en zachtmoedig was. Zij voelen medelijden met haar smart bij de kruisiging en de dood van haar Zoon, zij verheugen zich met haar over de verrijzenis van Jezus. Zij vieren met vreugde haar feesten, nemen gaarne deel aan processies, zij gaan op bedevaart naar de heiligdommen, zij zingen graag ter ere van haar, zij bieden haar wijgeschenken aan. Zij verdragen het niet dat iemand haar beledigt, en instinctief wantrouwen zij wie haar niet eert’. Congregatie voor de Goddelijke Eredienst, Orientamenti e proposte per la celebrazione dell'Anno mariano (3 apr 1987), 67
De Kerk zelf spoort al haar kinderen – gewijde bedienaren, religieuzen, lekengelovigen – aan hun persoonlijke en gemeenschappelijke godsvrucht ook te voeden met oefeningen van godsvrucht die zij goedkeurt en aanbeveelt. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 67 Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over het leven en dienst van de priester, Presbyterorum Ordinis (7 dec 1965), 18 Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de priesteropleiding, Optatam Totius Ecclesiae (28 okt 1965), 8 Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over het lekenapostolaat, Apostolicam Actuositatem (18 nov 1965), 4 Vgl. Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 276. § 2, n 5 Vgl. Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 663. § 2-4 Vgl. Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 246. § 3 De liturgische eredienst maakt immers geen uitputtend gebruik van de expressieve mogelijkheden van de verering van het volk van God voor de heilige Moeder van de Heer ondanks zijn objectief belang en onvervangbare waarde, de voorbeeldige doeltreffendheid en het normatieve karakter ervan. Vgl. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 971.2673-2679