9 april 2002
In veel landen wordt gedurende de Goede Week, en vooral op vrijdag, het lijden van Christus uitgebeeld. Het betreft vaak ware ’religieuze drama’s’, die terecht beschouwd kunnen worden als een oefening van godsvrucht. De religieuze drama’s wortelen immers in de liturgie zelf. Sommige hiervan, die om zo te zeggen geboren zijn in het koor van de monniken, hebben zich door middel van een proces van verdergaande dramatisering verplaatst naar het kerkplein.
Op veel plaatsen wordt de voorbereiding en de uitvoering van de voorstelling van Christus’ lijden toevertrouwd aan broederschappen, waarvan de leden bijzondere verplichtingen van christelijk leven op zich genomen hebben. Bij dergelijke uitvoering zijn acteurs en toeschouwers betrokken bij een act van echt geloof en echte godsvrucht. Het is uitermate wenselijk dat de religieuze drama’s van het lijden van de Heer zich niet verwijderen van deze zuivere lijn van oprechte uiting van godsvrucht en dat ze niet een karakter aannemen dat eigen is aan folkloristische manifestaties die niet zozeer een beroep doen op de religieuze zin als wel op de interesse van de toeristen.
Bij het verwijzen naar de religieuze drama’s dient voor de gelovigen het diepgaande verschil belicht te worden tussen ’uitbeelding’liturgisch handelen’, dat anamnese is, de mystieke aanwezigheid van het heilsgebeuren van het lijden.
Te verwerpen zijn boetepraktijken die ertoe aanzetten zich met nagels te laten kruisigen.