LIBERTATIS NUNTIUSInstructie over bepaalde aspecten van de "Theologie van de Bevrijding"
(Soort document: Congregatie voor de Geloofsleer)
Joseph Kardinaal Ratzinger -
6 augustus 1984
HOOFDSTUK XI - Richtlijnen
De waarschuwing tegen de ernstige afwijkingen waarvan bepaalde 'theologieën van de bevrijding' de draagsters zijn, mag op geen enkele manier als een ook maar onrechtstreekse goedkeuring worden gezien aan hen die bijdragen aan de handhaving van de ellende van de volkeren, die ervan profiteren, die eraan deelnemen of wie deze ellende onverschillig laat. De Kerk hoort, geleid door het Evangelie van de barmhartigheid en de liefde tot de mens, de noodkreet om gerechtigheid
Vgl. doc. de Puebla I, II, 3, 3 en wil er met alle krachten aan beantwoorden.
Een immens beroep wordt ook op de Kerk gedaan. De herders moeten, zoals velen reeds doen, met durf en moed, met doorzicht en omzichtigheid, met ijver en zielenkracht, met een liefde voor de armen welke tot het offer gaat, het beantwoorden aan dit beroep als een voorrangstaak beschouwen.
Allen, priesters, religieuzen en leken, die op het horen van de roep om gerechtigheid aan de evangelisatie en de menselijke ontwikkeling willen werken, moeten dat in gemeenschap met hun bisschoppen en de Kerk doen, ieder overeenkomstig zijn bijzondere kerkelijke roeping.
Zich bewust van het kerkelijk karakter van hun roeping moeten theologen oprecht en in een geest van dialoog samenwerken met het leergezag van de Kerk. Zij zouden in het leergezag een gave van Christus aan zijn Kerk moeten erkennen
Vgl. Lc. 10, 16
en zijn woorden en richtlijnen met kinderlijke eerbied moeten aanvaarden.
Vanuit de algehele evangelisatietaak zijn de eisen van een menselijke ontwikkeling en waarachtige bevrijding te begrijpen. De bevrijding heeft als onontbeerlijke pijlers de waarheid over Jezus Christus de Verlosser, de waarheid over de Kerk, de waarheid over de mens en over zijn waardigheid. Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Toespraak, De beginselen van de geloofsverkondiging, Tot de Bisschoppen van Latijns-Amerika bij de Opening van hun derde conferentie in Puebla (Mexico) (28 jan 1979) In het licht van de zaligsprekingen, en op de eerste plaats van de zaligspreking over de armen van geest, wil de Kerk welke in heel de wereld de Kerk van de armen wil zijn, de edele strijd voor de waarheid en gerechtigheid dienen. Zij richt zich tot ieder mens en daarom tot alle mensen. Zij is de 'universele Kerk. De Kerk van het mysterie van de menswording. Zij is niet de Kerk van één klasse of van een enkele kaste. En zij spreekt in de naam van de waarheid zelf. Deze waarheid is realistisch'. Zij brengt ertoe rekening te houden 'met iedere menselijke werkelijkheid, iedere onrechtvaardigheid, iedere spanning, iedere strijd'. H. Paus Johannes Paulus II, Toespraak, Tot de bewoners van de krottenwijk Vidigal te Rio de Janeiro (2 juli 1980)
Een doeltreffende verdediging van de rechtvaardigheid moet steunen op de waarheid over de mens die naar het beeld van God is geschapen en tot de genade van het goddelijk kindschap is geroepen. De erkenning van de ware verhouding van de mens tot God vormt de grondslag voor de rechtvaardigheid in zover zij de verhoudingen tussen de mensen regelt. Dat is de reden waarom de strijd voor de rechten van de mens, waaraan de Kerk niet ophoudt te herinneren, de echte strijd voor de rechtvaardigheid is.
De waarheid over de mens eist, dat deze strijd wordt gevoerd met middelen die met de menselijke waardigheid overeenkomen. Daarom moet het stelselmatig en opzettelijk beroep op blind geweld, van welke kant ze ook komt, worden veroordeeld.
Doc. de Puebla II, c. II, 5, 4 Door zijn vertrouwen in middelen van geweld te stellen in de hoop meer rechtvaardigheid tot stand te brengen, wordt men het slachtoffer van een dodelijke illusie. Geweld veroorzaakt geweld en verlaagt de mens. Ze treedt de waardigheid van de mens met voeten in de persoon van de slachtoffers en verlaagt deze zelfde waardigheid bij degenen die het toepassen.
De dringende noodzaak radicale veranderingen aan te brengen in de structuren die de ellende veroorzaken en op zichzelf vormen van geweld zijn, mag niet uit het oog doen verliezen, dat de bron van de ongerechtigheden in het hart van de mensen schuilt. Alleen door een beroep te doen op de ethische vermogens van de persoon en op de voortdurende behoefte aan innerlijke bekering zullen sociale veranderingen worden bereikt die werkelijk ten dienste van de mens zijn.
Vgl. Doc. de Puebla IV, c. 3, 3, 1 Want naarmate zij vrij met hun initiatief en in solidariteit meewerken aan deze noodzakelijke veranderingen zullen de mensen, aangemoedigd tot verantwoordelijkheidszin, groeien in menselijkheid. De verwisseling van moraliteit en structuren vloeit voort uit een materialistische antropologie welke onverenigbaar is met de waarheid over de mens.
Daarom is het eveneens een dodelijke illusie te geloven dat nieuwe structuren op zichzelf een 'nieuwe mens' zullen voortbrengen in de zin van de waarheid over de mens. De Christen kan niet loochenen dat de Heilige Geest die ons is gegeven, de bron van alle echte nieuwheid is en God de Heer van de geschiedenis.
Eveneens is de omwenteling van de structuren die onrecht veroorzaken, door revolutionair geweld niet ipso facto (door het feit zelf) het begin van een invoering van een rechtvaardig regime. Een belangrijk feit van onze tijd moet de bezinning bezighouden van allen die oprecht de echte bevrijding van hun broeders wensen. Miljoenen van onze tijdgenoten verlangen terecht de fundamentele vrijheden terug te krijgen, waarvan zij beroofd zijn door totalitaire en atheïstische regimes die zich op revolutionaire en gewelddadige wijzen van de macht hebben meester gemaakt, juist in naam van de bevrijding van het volk. Deze schande van onze tijd kan niet worden ontkend; terwijl er aanspraak op wordt gemaakt hun de vrijheid te brengen, worden hele naties in omstandigheden van slavernij gehouden die de mens onwaardig zijn. Wie zich misschien onbewust tot medeplichtigen maken van soortgelijke onderdrukkingen, verraden de armen die zij willen dienen.
De klassenstrijd als weg naar de klasseloze samenleving is een mythe die de hervormingen tegenhoudt en de ellende en onrechtvaardigheden verergert. Wie zich door deze mythe laten fascineren zouden zich moeten bezinnen op de bittere historische ervaringen waartoe ze leidt. Dan zouden zij begrijpen dat het er helemaal niet om gaat om een doeltreffende manier van strijd voor de armen op te geven ten bate van een ideaal dat zonder gevolgen zou blijven. Het gaat er integendeel om zich te bevrijden van een bedrieglijke schijn om te steunen op het Evangelie en zijn verwezenlijkingskracht.
Een van de voorwaarden voor de noodzakelijke theologische bijstelling is het benadrukken van de sociale leer van de Kerk. Deze leer is geenszins gesloten. Ze staat integendeel open voor alle nieuwe vragen die zich door de tijd blijven voordoen. In dit opzicht is de bijdrage van theologen en denkers van alle delen van de wereld aan de bezinning van de Kerk onontbeerlijk.
Ook de ervaring van hen die direct in de evangelisatie en aan de bescherming van de armen en onderdrukten werken is noodzakelijk voor de leerstellige en pastorale bezinning van de Kerk. In die zin moet gezegd worden, dat men zich van bepaalde aspecten van de waarheid bewust wordt vanuit de 'praxis', wanneer daarmee een pastorale opvatting en een sociale praktijk worden bedoeld, welke evangelisch geïnspireerd zijn.
De
sociale leer van de Kerk geeft de grote ethische richtlijnen aan. Maar opdat ze direct leiding kan geven aan het handelen, heeft ze zowel mensen nodig die in de wetenschap en techniek bedreven zijn alsook op het gebied van de menswetenschappen of de politiek. De herders moeten erop bedacht zijn dat dergelijke geschikte mensen die diep evangelisch leven, worden gevormd. De leken van wie het de eigen taak is de samenleving op te bouwen, zijn hier de eerste betrokkenen.
De stellingen van de 'theologieën van de bevrijding' zijn in een nog eenvoudige vorm wijd verbreid onder de zogenaamde vormingskringen of 'basis'-gemeenschappen, die het aan catechetisch en theologisch onderricht ontbreken. Zo worden deze meningen door edelmoedige mannen en vrouwen opgenomen, hoewel geen kritisch oordeel mogelijk is.
Daarom moeten de herders waken zowel over de hoedanigheid als de leer van de catechese en vorming, welke altijd de heilsboodschap in haar volledigheid moet aanbieden en de eisen van de echte menselijke vrijheid in het kader van deze volledige boodschap.
Bij deze volledige voorstelling van het christelijk mysterie zal het goed zijn de nadruk te leggen op de wezenlijke aspecten welke de 'theologieën van de bevrijding' geneigd zijn te miskennen of uit te sluiten: de transcendentie en het om niet van de bevrijding in Jezus Christus, waarlijk God en waarlijk mens, de soevereiniteit van zijn genade, de ware aard van de heilsmiddelen en met name van de Kerk en de sacramenten. Men moet de ware betekenis inprenten van de moraalleer waarbij het onderscheid tussen goed en kwaad niet mag worden gerelativeerd, van de echte betekenis van de zonde, de noodzaak van de bekering en de universaliteit van de wet van de broederlijke liefde. Men moet waarschuwen tegen het geven van een politiek karakter aan het bestaan dat door de geheel eigen aard van het koninkrijk van God en de transcendentie van de persoon te miskennen uitloopt op een sacraal maken van de politiek en het in beslag nemen van de godsdienstigheid van het volk ten bate van revolutionaire ondernemingen.
De verdediger van de 'orthodoxie' wordt soms passiviteit, toegeeflijkheid of schuldige medeplichtigheid verweten ten opzichte van onduldbare situaties van onrechtvaardigheid en politieke regimes die deze situaties in stand houden. De geestelijke bekering, de intensiteit van de liefde tot God en de naaste, de ijver voor gerechtigheid en vrede, de evangelische betekenis van de armen en de armoede worden van allen gevraagd en vooral van de herders en leiders. De zorg voor de zuiverheid van het geloof is niet mogelijk zonder de zorg om door een volledig theologaal leven het antwoord van een daadwerkelijk getuigenis van dienstbaarheid aan de naaste, en heel bijzonder aan de armen en onderdrukten. Door deze getuigenis van hun dynamische en opbouwende inspanning tot liefhebben moeten de Christenen op die manier de grondslagen leggen van die 'beschaving van de liefde' waarvan na Paulus VI de conferentie van Puebla heeft gesproken.
Vgl. Doc. de Puebla IV, II, 2, 3 Talrijk zijn trouwens de priesters, religieuzen of leken die zich op een werkelijk evangelische wijze aan de opbouw van een rechtvaardige samenleving wijden.
© 1984, Archief van Kerken jrg. 39, nr. 10, p. 1-11