LIBERTATIS NUNTIUSInstructie over bepaalde aspecten van de "Theologie van de Bevrijding"
(Soort document: Congregatie voor de Geloofsleer)
Joseph Kardinaal Ratzinger -
6 augustus 1984
HOOFDSTUK VII - De marxistische analyse
Het ongeduld en een wil tot de doeltreffende aanpak hebben bepaalde christenen die aan elke andere methode wanhopen, ertoe gebracht zich te wenden tot wat zij 'de marxistische analyse' noemen.
Zij redeneren daarbij namelijk als volgt: een onduldbare en explosieve situatie vereist een doeltreffend handelen dat niet langer kan wachten. Een doeltreffend handelen veronderstelt een wetenschappelijke analyse van de structurele oorzaken van de ellende. Welnu, het marxisme heeft de middelen voor een dergelijke analyse ontwikkeld. Het volstaat dus deze toe te passen op de situatie van de Derde Wereld, en vooral op die van Latijns-Amerika.
Het is duidelijk dat de wetenschappelijke kennis van de situatie en de mogelijke manieren tot sociale verandering de vooronderstellingen zijn van deugdelijk handelen om de doeleinden te bereiken welke men zich gesteld heeft. Daarin ligt een teken van de ernst van de inzet.
Maar het woord 'wetenschappelijk' oefent een bijna mythische betovering uit, en toch is niet alles wat het etiket wetenschappelijk draagt ook werkelijk even wetenschappelijk. Daarom moet het gebruik van een methode om de werkelijkheid te benaderen worden voorafgegaan door een kritisch onderzoek van kennistheoretische aard. Dit voorafgaand kritisch onderzoek ontbreekt in meer dan één 'theologie van de bevrijding'.
In de menswetenschappen en sociale wetenschappen pleegt men vooral aandacht te schenken aan de verscheidenheid van methoden en gezichtspunten waarvan elk slechts een aspect weergeeft van een werkelijkheid die wegens haar ingewikkeldheid aan een eenvoudige en eensluidende verklaring ontsnapt.
In het geval van het marxisme, zoals men dat in het onderhavige geval wil gebruiken, is de voorafgaande kritiek des te meer geboden, omdat het denken van Karl Marx een algehele wereldbeschouwing is waarin de talrijke waarnemingsgegevens en de gegevens van de beschrijvende analyse in een filosofisch-ideologische structuur zijn opgenomen, welke de betekenis en het betrekkelijk belang bepaalt dat ze wordt toegekend. De ideologische a priori (vooropgestelde meningen) worden bij de lezing van de sociale werkelijkheid voorondersteld. Zo wordt de ontleding van de ongelijksoortige elementen die dit kennistheoretisch mengsel samenstellen, zozeer onmogelijk dat men, wanneer men slechts meent te aanvaarden wat zich als een analyse aandient, wordt meegesleept om tegelijkertijd de ideologie te aanvaarden. Daarom is het niet vreemd dat in hetgeen vele 'theologen van de bevrijding' aan marxistische auteurs ontlenen de ideologische aspecten overheersen.
De waarschuwing van Paulus VI blijft ook vandaag actueel: in het marxisme zoals dat concreet wordt beleefd, kunnen verschillende aspecten en vragen worden onderscheiden, welke zij de Christenen met het oog op hun bezinning en handelen stellen. Maar
'het zou illusoir en gevaarlijk zijn de zeer nauwe band te vergeten die ze onderling samenhoudt, elementen van de marxistische analyse te aanvaarden zonder hun verhouding tot de ideologie te erkennen en zich bij de praktijk van de klassenstrijd en de marxistische interpretatie daarvan aan te sluiten zonder oog te hebben voor het feit, dat deze actie geleidelijk aan tot een totalitaire en gewelddadige samenleving voert'. H. Paus Paulus VI, Apostolische Brief, Aan Maurice Kardinaal Roy, bij gelegenheid van de 80ste verjaardag van Rerum Novarum, Octogesima Adveniens (14 mei 1971), 34
Het is waar, dat het marxistische denken zich vanaf het begin, maar meer opvallend in de laatste jaren, heeft gewijzigd, zodat meerdere stromingen zijn ontstaan die aanzienlijk van elkaar afwijken. Naarmate ze werkelijk marxistisch blijven, blijven deze stromingen verbonden met een bepaald aantal fundamentele stellingen die onverenigbaar zijn met het christelijk begrip van de mens en de samenleving. In dit verband zijn bepaalde bewoordingen niet neutraal, maar behouden de betekenis welke ze in de oorspronkelijke marxistische leer hebben gekregen. Dat is het geval met de 'klassenstrijd'. Deze uitdrukking blijft ook nu doordrongen van de interpretatie die Karl Marx eraan heeft gegeven en mag derhalve niet als een empirisch begrepen equivalent van de uitdrukking 'acuut sociaal conflict' worden beschouwd. Wie soortgelijke bewoordingen gebruiken en er aanspraak op maken alleen maar bepaalde elementen van de marxistische analyse te behouden, die overigens in hun algemeenheid zouden worden verworpen, kweken minstens een ernstige dubbelzinnigheid in de geest van hun lezers.
Wij herinneren eraan dat het atheïsme en de ontkenning van de menselijke persoon, zijn vrijheid en rechten, de kern van het marxistische denken uitmaken. Dit houdt dus dwalingen in die rechtstreeks de geloofswaarheden over de eeuwige bestemming van de mensen bedreigen. Wie bovendien in de theologie een 'analyse' wil opnemen, waarvan de interpretatienormen afhangen van dit atheïstisch denken, verstrikt zich noodzakelijk in verderfelijke tegenspraken. Vervolgens brengt de miskenning van de geestelijke aard van de persoon ertoe, deze laatste totaal ondergeschikt te maken aan de gemeenschap en aldus de beginselen van een sociaal en politiek leven overeenkomstig de menselijke waardigheid te loochenen.
Het kritisch onderzoek van analysemethoden die aan andere vakken zijn ontleend, is vooral voor de theoloog noodzakelijk. Het licht van het geloof verschaft aan de theologie haar beginselen. Daarom heeft het gebruik van de inbreng van de filosofie en de menswetenschappen voor de theoloog een waarde als 'middel' en moet het voorwerp uitmaken van een kritisch onderscheidingsvermogen van theologische aard. De laatste en beslissende waarheidsnorm kan met andere woorden in laatste instantie alleen maar zelf een theologische norm zijn. In het licht van het geloof en vanuit hetgeen dat ons leert omtrent de waarheid over de mens en de laatste zin van zijn bestemming, moet de bruikbaarheid of graad van bruikbaarheid worden beoordeeld van hetgeen de andere vakken, overigens dikwijls vooronderstellend, aandragen als waarheden over de mens, zijn geschiedenis en bestemming.
De toepassing van interpretatieschema's die ontleend zijn aan de marxistische denkstroming, op de hedendaagse economische, sociale en politieke werkelijkheid kan op het eerste gezicht een zekere waarschijnlijkheid bieden naarmate de situatie van bepaalde landen enige overeenkomsten vertonen met die welke Karl Marx heeft beschreven en geïnterpreteerd in het midden van de vorige eeuw. Op grond van deze overeenkomsten worden vereenvoudigingen uitgewerkt die, omdat ze afzien van specifieke wezenlijke factoren, in feite een werkelijk scherpe analyse van de oorzaken van de ellende verhinderen en de wanorde in stand houden.
In bepaalde streken van Latijns-Amerika vormen het in bezit houden van de grote meerderheid van de rijkdommen door enkele groepen eigenaars zonder sociaal geweten, het bijna volledig ontbreken of in gebreke blijven van de rechtsstaat, de militaire dictaturen die de elementaire rechten van de mens met voeten treden, de corruptie van bepaalde machthebbers, de teugelloze praktijken van het buitenlands kapitaal, evenzovele factoren die een gewelddadig gevoel van opstandigheid kweken bij hen die zich aldus als machteloze slachtoffers beschouwen van een nieuw kolonialisme van technologische, financiële, monetaire of economische aard. De bewustwording van de onrechtvaardigheden gaat vergezeld van een hartstochtelijkheid welke zijn manier van spreken dikwijls ontleent aan het marxisme en dat ten onrechte als een 'wetenschappelijk' spreken wordt voorgesteld.
De eerste voorwaarde voor een analyse is de algehele openheid ten opzichte van de te beschrijven werkelijkheid. Daarom moet het gebruik van de werkhypothesen die worden aangewend, gepaard gaan met een kritische nauwgezetheid. Men moet weten, dat deze beantwoorden aan een gedeeltelijk gezichtspunt, dat tot onvermijdelijk gevolg heeft dat bepaalde aspecten van de werkelijkheid eenzijdig worden benadrukt, terwijl andere ervan in de schaduw worden geplaatst. Deze beperking welke uit de aard van de sociale wetenschappen voortvloeit, wordt over het hoofd gezien door hen die bij wijze van hypothesen, die als zodanig erkend worden, hun toevlucht nemen tot een totaliserend begrip als het denken van Karl Marx.
© 1984, Archief van Kerken jrg. 39, nr. 10, p. 1-11