Joseph Kardinaal Ratzinger - 6 augustus 1984
LIBERTATIS NUNTIUS Instructie over bepaalde aspecten van de "Theologie van de Bevrijding" |
|||
► | Bijbelse grondslagen |
De benauwenissen en noden waardoor de mens die trouw is aan de God van het verbond, wordt beproefd, vormen het thema van verscheidene psalmen: klachten, noodkreten en dankzeggingen maken melding van godsdienstig heil en bevrijding. In dit verband wordt de nood niet enkel en alleen vereenzelvigd met een sociale situatie van ellende of die van wie politieke onderdrukking ondergaat. Ze omvat tenminste de haat van de vijanden, het onrecht, de dood, de misstap. De psalmen wijzen ons op een wezenlijk religieuze ervaring: van God alleen wordt het heil en het geneesmiddel verwacht. God, en niet de mens, heeft de macht om de noodsituaties te veranderen. Zo leven de 'armen van Jahwe' in een totale afhankelijkheid van en vertrouwen op de liefhebbende voorzienigheid van God. Vgl. Sef. 3, 12. vv. En gedurende heel de tocht door de woestijn bleef de Heer trouwens zorg dragen voor de geestelijke bevrijding en zuivering van zijn volk.
Zo verschaft het gebod van de broederlijke liefde, dat reeds in het Oude Testament werd aangekondigd, en zich uitstrekt tot alle mensen, ook de hoogste regel van het sociale leven. Vgl. Deut. 10, 18-19 In de erkenning van iedere mens als naaste mag geen onderscheid worden gemaakt en er mogen geen beperkingen aan worden gesteld. Vgl. Lc. 10, 25-37
Tegelijkertijd worden de eisen van rechtvaardigheid en barmhartigheid, welke reeds in het Oude Testament zijn vermeld, zozeer verdiept, dat ze in het Nieuwe Testament een nieuwe betekenis krijgen. Wie lijden, vervolgd worden, worden vereenzelvigd met Christus. (Mt. 25, 31-46)(Hand. 9, 4-5)(Kol. 1, 24) De volmaaktheid welke Jezus van zijn leerlingen vraagt (Mt. 5, 18), bestaat in de plicht barmhartig te zijn 'zoals uw Vader barmhartig is' (Lc. 6, 36).
In het licht van de christelijke roeping tot broederlijke liefde worden de rijken streng aan hun plicht herinnerd. (vv) De heilige Paulus benadrukt tegenover de wanordelijkheden in de kerk van Korinte met kracht het verband tussen de deelneming aan het sacrament van de liefde en het delen met de noodlijdende broeder. Vgl. 1 Kor. 11, 17-34
Omdat het ongetwijfeld het radicale karakter van de bevrijding wil aangeven, welke door Christus is bewerkt en alle mensen wordt aangeboden of zij politiek nu vrij zijn of slaaf, eist het Nieuwe Testament als voorwaarde om in deze vrijheid binnen te treden niet op de eerste plaats een verandering van politieke en sociale stand. Maar de brief aan Filemon toont wel, dat de nieuwe vrijheid welke door de genade van Christus wordt teweeggebracht, noodzakelijk haar gevolgen moet hebben op sociaal vlak.
Het kwaad mag ook niet hoofdzakelijk en alleen in de foutieve economische, sociale of politieke 'structuren' worden gelegd alsof alle andere kwalen hun oorzaak hebben in de structuren, zodat de schepping van een 'nieuwe mens' van de vorming van andere economische en sociaal-politieke structuren zou afhangen. Men moet inderdaad de moed hebben structuren te veranderen die onrechtvaardig zijn en die onrecht veroorzaken. Maar de goede of slechte structuren zijn als vruchten van menselijk handelen eerder gevolgen dan oorzaken. De wortels van het kwaad liggen daarom in de vrije en verantwoordelijke personen die door de genade van Jezus Christus moeten worden bekeerd om als nieuwe schepselen te leven en te handelen in liefde tot de naaste, in een daadwerkelijk streven naar rechtvaardigheid, zelfbeheersing en beoefening van de deugden. Vgl. Jer. 2, 14-26 Wanneer men echter als eerste eis de radicale omverwerping van de sociale verhoudingen stelt en daarom het streven naar persoonlijke volmaaktheid kritiseert, begeeft men zich op weg om de betekenis van de persoon en zijn transcendentie te ontkennen en vernietigt men de ethiek en de grondslag ervan, namelijk de absolute aard van het onderscheid tussen goed en kwaad. Daar trouwens de liefde het beginsel van de echte volmaaktheid is, kan deze niet worden begrepen zonder openheid voor anderen en een geest van dienstbaarheid.