Joseph Kardinaal Ratzinger - 6 augustus 1984
Het kwaad mag ook niet hoofdzakelijk en alleen in de foutieve economische, sociale of politieke 'structuren' worden gelegd alsof alle andere kwalen hun oorzaak hebben in de structuren, zodat de schepping van een 'nieuwe mens' van de vorming van andere economische en sociaal-politieke structuren zou afhangen. Men moet inderdaad de moed hebben structuren te veranderen die onrechtvaardig zijn en die onrecht veroorzaken. Maar de goede of slechte structuren zijn als vruchten van menselijk handelen eerder gevolgen dan oorzaken. De wortels van het kwaad liggen daarom in de vrije en verantwoordelijke personen die door de genade van Jezus Christus moeten worden bekeerd om als nieuwe schepselen te leven en te handelen in liefde tot de naaste, in een daadwerkelijk streven naar rechtvaardigheid, zelfbeheersing en beoefening van de deugden. Vgl. Jer. 2, 14-26 Wanneer men echter als eerste eis de radicale omverwerping van de sociale verhoudingen stelt en daarom het streven naar persoonlijke volmaaktheid kritiseert, begeeft men zich op weg om de betekenis van de persoon en zijn transcendentie te ontkennen en vernietigt men de ethiek en de grondslag ervan, namelijk de absolute aard van het onderscheid tussen goed en kwaad. Daar trouwens de liefde het beginsel van de echte volmaaktheid is, kan deze niet worden begrepen zonder openheid voor anderen en een geest van dienstbaarheid.