• Database vol kerkelijke documenten
  • Geloofsverdieping
  • Volledig in het Nederlands
  • Beheerd door vrijwilligers

Zoeken in kerkelijke documenten en berichten

x

Bij herhaling heeft het Magisterium gewezen op de ernstige schade die de gemeenschap van de Kerk berokkend wordt door vormen van systematische oppositie, soms zelfs in georganiseerde groepen gebundeld. In zijn Apostolische Exhortatie H. Paus Paulus VI - Apostolische Exhortatie
Paterna cum benevolentia
Over de verzoening binnen de Kerk
(8 december 1974)
heeft Paulus VI een analyse van dit probleem gegeven die nog steeds volledig van toepassing is. Vgl. H. Paus Paulus VI, Apostolische Exhortatie, Over de verzoening binnen de Kerk, Paterna cum benevolentia (8 dec 1974), 5-23 Vgl. Congregatie voor de Geloofsleer, Verklaring ter bescherming van de Katholieke Leer over de Kerk tegen enkele hedendaagse dwalingen, Mysterium Ecclesiae (24 juni 1973) Wij willen hier met name spreken over deze publieke houding van verzet tegen het Magisterium van de Kerk. Ze wordt ook wel 'dissent' genoemd, en moet goed onderscheiden worden van de boven besproken situatie van persoonlijke moeilijkheden. Het 'dissent' kan verschillende verschijningsvormen hebben, en er zijn veelvuldige verwijderde of directe oorzaken voor.

Onder de factoren die een meer verwijderde en indirecte invloed uitoefenen kan men wijzen op de ideologie van de wijsgerige vrijzinnigheid, waarvan ook onze tijdgeest doordrongen is. Deze is de oorzaak van de tendens, het oordeel van een eenling des te waardevoller te achten omdat hij alleen op eigen krachten steunt. Zo stelt men de vrijheid van denken tegenover het gezag van de traditie, welke beschouwd wordt als oorzaak van slaafsheid. A priori (bij voorbaat) wordt een overgeleverde en algemeen aanvaarde leer als verdacht beschouwd en het waarheidsgehalte ervan aangevochten. In het uiterste geval wordt de meningsvrijheid, op deze wijze verstaan, belangrijker geacht dan de waarheid zelf. Het gaat dus over heel iets anders dan over de terecht gevorderde vrijheid, in de zin van afwezigheid van dwang, als noodzakelijke voorwaarde voor het loyaal zoeken naar waarheid. Krachtens deze eis heeft de Kerk altijd geleerd dat 'niemand gedwongen mag worden om tegen zijn wil het geloof te omhelzen'. 2e Vaticaans Concilie, Verklaring, Over de godsdienstvrijheid - Het recht van de persoon en van de gemeenschappen op sociale en burgerlijke vrijheid in godsdienstige aangelegenheden, Dignitatis Humanae (7 dec 1965), 10

Ook de bewust bespeelde openbare mening, en de druk om zich daaraan te conformeren, zijn van invloed. Vaak dreigen de door de media gepropageerde sociale modellen tot norm te worden verheven. Met name wordt de opvatting verspreid dat de Kerk zich slechts zou moeten uitspreken over vraagstukken die volgens de publieke mening belangrijk zijn, en dan in de zin die het grote publiek welgevallig is. Zo zou het Magisterium zich kunnen uitspreken over economische en sociale vraagstukken, maar zou zij morele kwesties op het gebied van huwelijk en gezin aan het persoonlijk oordeel moeten overlaten.

Ten slotte: in zich is de veelheid van culturen en talen een rijkdom, maar als indirect gevolg kunnen er misverstanden ontstaan die aanleiding zijn tot meningsverschillen.

In dit verband wordt van de theoloog een kritisch en scherp onderscheidingsvermogen gevraagd, en het werkelijke beheersen van de problemen, wil hij zijn kerkelijke opdracht vervullen, en niet, door zich aan te passen aan de huidige wereld Vgl. Rom 12, 2 Vgl. Ef. 4, 23 , de onafhankelijkheid van oordeel verliezen die een leerling van Christus betaamt.

Het 'dissent' heeft verschillende aspecten. De meest radicale vorm ervan is erop uit, de Kerk te veranderen volgens een protestmodel zoals dat in de politieke maatschappij gebeurt. Meer frequent is de mening dat de theoloog slechts zou behoeven in te stemmen met wat het Magisterium als onfeilbaar voorhoudt. Volgens een soort theologisch positivisme zouden uitspraken, zonder het onfeilbaarheidscharisma gedaan, in geen enkel opzicht een verplichtend karakter hebben, en zou men vrij zijn er al dan niet mee in te stemmen. Zo zou de theoloog alle vrijheid hebben om wat het Magisteriun niet-onfeilbaar leert, in twijfel te trekken of af te wijzen, met name wat betreft specifieke morele normen; door deze kritische oppositie zou hij zelfs kunnen bijdragen tot verdere ontwikkeling van de leer.

In het algemeen worden uiteenlopende argumenten aangevoerd om het 'dissent' te rechtvaardigen; twee daarvan hebben een meer fundamenteel karakter. Het eerste is van hermeneutische aard: de documenten van het Magisterium zouden slechts een aanvechtbare theologie weerspiegelen. Het tweede beroept zich op het theologisch pluralisme, dat soms zozeer tot relativisme voert dat de integriteit van het geloof in het geding komt: de uitspraken van het Magisterium zouden gebaseerd zijn op een theologie naast andere theologieën, terwijl geen enkele theologie op algemene geldigheid aanspraak mag maken. Tegenover het ware Magisterium, en daarmee wedijverend, ontstaat zo een soort 'parallel-magisterium' van theologen. The notion of a "parallel magisterium" of theologians in opposition to and in competition with the magisterium of the Pastors is sometimes supported by reference to some texts in which St. Thomas Aquinas makes a distinction between the "magisterium cathedrae pastoralis" and "magisterium cathedrae magisterialis" (Contro impugnantes, c. 2; Quodlib. III, q. 4, a.l (9); In IV.Sent. 19, 2, 2, q.3 sol. 2 ad 4). Actually, these texts do not give any support to this position for St. Thomas was absolutely certain that the right to judge in matters of doctrine was the sole responsibility of the "officium praelationis".

Zeer zeker hoort het tot de taak van de theoloog om de teksten van het Magisterium op juiste wijze uit te leggen, en hij beschikt daartoe over verschillende hermeneutische regels; een daarvan is het principe dat, dankzij de goddelijke bijstand, datgene wat het Magisterium leert, een geldigheid heeft die niet afhangt van de aangevoerde argumenten welke soms aan een bepaalde theologie ontleend zijn. Wat het theologisch pluralisme betreft, dit is slechts gerechtvaardigd in zoverre de eenheid van het geloof in objectieve betekenis niet wordt aangetast. Vgl. H. Paus Paulus VI, Apostolische Exhortatie, Over de verzoening binnen de Kerk, Paterna cum benevolentia (8 dec 1974), 14-15 Eenheid van geloof, eenheid en verscheidenheid in geloofs-vertolking en pluraliteit van theologieën zijn verschillend van niveau maar wezenlijk met elkaar verbonden. De bestaansgrond van de pluraliteit is het ondoorgrondelijk geheim van Christus dat alle objectieve systematisering overstijgt. Maar dat kan niet betekenen dat daarmee strijdige conclusies aanvaardbaar zouden zijn, noch tast het ook maar enigszins de waarheid aan van uitspraken waarin het Magisterium zijn oordeel heeft gegeven. Vgl. H. Paus Paulus VI, Toespraak, Tot de leden van de Internationale Theologische Commissie (11 okt 1973) Wat het parallel-magisterium betreft: dit kan grote geestelijke schade aanrichten door zich tegen het leerambt van de Herders te verzetten. Want als het 'dissent' zijn invloed zover weet uit te breiden dat het bepalend wordt voor een algemene opvatting, wordt het steeds meer tot gedragsregel, en dit kan het Godsvolk alleen maar ernstig in verwarring brengen en leiden tot minachting van het ware gezag. Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, De Verlosser van de mensen, Redemptor Hominis (4 mrt 1979), 19 "Discorso ai fedeli di Managua", March 4, 1983, n. 7: AAS 75 (1983) 723; "Discorso ai religiosi a Guatemala", March 8, 1983, n. 3: AAS 75 (1983) 746; "Discorso ai vescovi a Lima", February 2, 1985, n. 5: AAS 77 (1985 ) 874; "Discorso alla Conferenza dei vescovi belgi a Malines", May 18, 1985, n. 5: Insegnamenti di Giovanni Paolo II, VIII, 1 (1985) 1481; "Discorso ad alcuni vescovi americani in visita ad limina", October 15, 1988, n. 6: L'Osservatore Romano, October 16, 1988. p. 4.

Het 'dissent' beroept zich soms op een sociologische argumentatie, volgens welke de mening van een groot aantal christenen de directe en adequate uitdrukking zou zijn van het 'bovennatuurlijke geloofsgevoelen'.

In werkelijkheid kan men de meningen van de gelovigen niet eenvoudigweg gelijkstellen met de sensus fidei. Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Postsynodale Apostolische Exhortatie, Over de taken van het christelijk gezin in de wereld van deze tijd, Familiaris Consortio (22 nov 1981), 5 Het geloofsgevoelen is een eigenschap van het theologisch geloof; omdat het een gave Gods is die tot persoonlijke instemming met de Waarheid brengt, kan het zich niet vergissen. Dat persoonlijk geloof is ook geloof van de Kerk: God heeft immers aan de Kerk toevertrouwd het Woord te behoeden, en wat bijgevolg de gelovige gelooft is dat wat de Kerk gelooft. Vandaar dat ware overeenstemming van hart en geest met de Kerk tot de natuur zelf van de sensus fidei behoort, het sentire cum Ecclesia.

Het theologisch geloof kan zich dus niet vergissen; de gelovige daarentegen kan onjuiste ideeën hebben, want niet al zijn gedachten vinden hun bron in het geloof. Vgl. Concilie van Trente, 6e Zitting - Decreet over de rechtvaardiging, Sessio VI - Decretum de iustificatione (13 jan 1547), 14. DH 1534: de formule 'geloof "cui non potest subesse falsum" Vgl. H. Thomas van Aquino, Summa Theologiae. II-II, q. 1, a. 3, ad 3: "Possibile est enim hominem fidelem ex coniectura humana falsum aliquid aestimare. Sed quod ex fide falsum aestimet, hoc est impossibile". Niet alle opvattingen die leven onder het Godsvolk zijn in overeenstemming met het geloof, te meer omdat ze gemakkelijk beïnvloed kunnen worden door een openbare mening die door de moderne communicatiemedia gepropageerd wordt. Niet zonder reden wijst het Tweede Vaticaans Concilie op het onlosmakelijk verband tussen de sensus fidei en de leiding van het Godsvolk door het leerambt van de Herders: beide werkelijkheden kunnen niet van elkaar gescheiden worden. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 12 De interventies van het Magisterium dienen om de eenheid van de Kerk te bewaren in de waarheid van de Heer. Ze helpen om 'in de waarheid te blijven' temidden van het willekeurige karakter van veranderende opvattingen, en ze zijn uitdrukking van de gehoorzaamheid aan Gods Woord. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Goddelijke openbaring, Dei Verbum (18 nov 1965), 10 Zelfs als het wellicht de schijn heeft dat ze de vrijheid van de theologen belemmeren, vormen zij door de trouw aan het overgeleverd geloof de grondslag voor een diepere vrijheid die slechts de eenheid in de waarheid schenken kan.

De vrijheid van de geloofsakt is geen rechtvaardiging voor het 'dissent'. Ze betekent absoluut niet de vrijheid ten opzichte van de waarheid, maar de vrije zelfbeschikking van de persoon overeenkomstig zijn zedelijke verplichting om de waarheid te aanvaarden. De geloofsakt is een wilsakt omdat de mens, vrijgekocht door Christus de Verlosser en door Hem tot het aangenomen kindschap geroepen Vgl. Rom. 8, 15 Vgl. Gal. 4, 5 Vgl. Ef. 1, 5 Vgl. Joh. 1, 12 , God slechts kan aanhangen wanneer hij, 'door de Vader getrokken' (Joh. 6, 44), Hem de redelijke eredienst brengt van zijn geloof. Vgl. Rom. 12, 1 Zoals de verklaring 2e Vaticaans Concilie - Verklaring
Dignitatis Humanae
Over de godsdienstvrijheid - Het recht van de persoon en van de gemeenschappen op sociale en burgerlijke vrijheid in godsdienstige aangelegenheden
(7 december 1965)
ons in herinnering brengt, 2e Vaticaans Concilie, Verklaring, Over de godsdienstvrijheid - Het recht van de persoon en van de gemeenschappen op sociale en burgerlijke vrijheid in godsdienstige aangelegenheden, Dignitatis Humanae (7 dec 1965), 9-10 heeft geen menselijk gezag het recht om door dwang of druk in te grijpen in deze keus die de grenzen van zijn bevoegdheden te boven gaat. Eerbiediging van het recht op religieuze vrijheid is het fundament voor de eerbiediging van de totaliteit der mensenrechten.

Toch kan men zich niet beroepen op deze mensenrechten om zich te verzetten tegen uitspraken van het Magisterium. Een dergelijke wijze van handelen miskent de aard en zending van de Kerk, die van haar Heer de opdracht heeft ontvangen om aan alle mensen de heilswaarheid te verkondigen, en die dat doet door in Christus' voetspoor te gaan, in de wetenschap dat 'de waarheid alleen door de kracht van de waarheid zelf zich kan opleggen aan de geest die zij zacht en tegelijk krachtig doordringt'. 2e Vaticaans Concilie, Verklaring, Over de godsdienstvrijheid - Het recht van de persoon en van de gemeenschappen op sociale en burgerlijke vrijheid in godsdienstige aangelegenheden, Dignitatis Humanae (7 dec 1965), 1

Krachtens de goddelijke opdracht die aan het Magisterium in de Kerk is gegeven, heeft het tot taak het Evangelie te onderwijzen, ervoor te waken dat het onverkort bewaard blijft, en daardoor het geloof van het Godsvolk te beschermen. Dit kan soms leiden tot het nemen van ernstige maatregelen, bijvoorbeeld als het aan een theoloog die van de geloofsleer afwijkt, de hem toevertrouwde missio canonica of de leeropdracht afneemt, of van bepaalde geschriften verklaart dat ze niet in overeenstemming zijn met die leer. Door zo te handelen, wil het trouw zijn aan zijn zending, want het verdedigt het recht van het Godsvolk om de boodschap van de Kerk zuiver en onverkort te ontvangen, en om niet in verwarring gebracht te worden door een gevaarlijke persoonlijke opvatting.

Het oordeel van het Magisterium dat bij dergelijke omstandigheden wordt uitgesproken, is het resultaat van een diepgaand onderzoek volgens bepaalde vastgelegde procedures, waarbij de belanghebbende de mogelijkheid heeft gehad om eventuele misverstanden omtrent zijn denken weg te nemen. Het oordeel betreft echter niet de persoon van de theoloog, maar de intellectuele standpunten die hij openlijk naar buiten heeft gebracht. Misschien zijn deze procedures voor verbetering vatbaar; maar dat betekent niet dat ze in strijd zijn met recht en gerechtigheid. Het is geheel ongegrond hier te spreken van aantasting der mensenrechten, want dan miskent men de juiste hiërarchie van deze rechten, evenzeer als de natuur van de Kerkgemeenschap en van haar algemeen welzijn. Overigens komt de theoloog die niet instemt met het sentire cum Ecclesia, in tegenspraak met de verplichting die hij vrij en bewust is aangegaan om onderricht te geven in naam van de Kerk. Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Apostolische Constitutie, Over kerkelijke universiteiten en faculteiten, Sapientia Christiana (15 apr 1979), 27. 1 Vgl. Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 812

Tenslotte is het beroep op de plicht, zijn geweten te volgen, evenmin een rechtvaardiging voor het 'dissent'. Allereerst omdat het geweten het praktisch oordeel voorlicht bij een te nemen beslissing, terwijl het hier gaat om de waarheid van een leerstellige uitspraak. Vervolgens omdat de theoloog, zoals iedere gelovige, zijn geweten wel moet volgen, maar tegelijk ook de plicht heeft het te vormen. Het geweten is geen onafhankelijk en onfeilbaar vermogen; het is een zedelijke oordeelsakt over een verantwoordelijke beslissing. Een juist geweten is een geweten dat wordt voorgelicht door het geloof en door de objectieve morele wet, en het veronderstelt de juiste gerichtheid van de wil bij het streven naar het ware goed.

Daarom veronderstelt het juiste geweten van de katholieke theoloog geloof in het Woord Gods waarvan hij de rijkdommen moet verkennen, maar ook liefde voor de Kerk waarvan hij zijn zending heeft ontvangen, en eerbied voor het Magisterium dat goddelijke bijstand geniet. Stelt men tegenover het leerambt van de Kerk een hoogste leerambt van het geweten, dan betekent dat de aanvaarding van het principe van vrij onderzoek dat niet te rijmen is met het bestel van de Openbaring en de overlevering daarvan in de Kerk, evenmin als met een juiste opvatting van de theologie en de taak van de theoloog. Want de geloofsuitspraken zijn niet de vrucht van een louter persoonlijk onderzoek of een vrije kritische studie van het Woord Gods, maar vormen een kerkelijk erfgoed. Als men de Herders niet volgt die erop toezien dat de apostolische overlevering levend wordt gehouden, wordt de band met Christus onherstelbaar in gevaar gebracht. Vgl. H. Paus Paulus VI, Apostolische Exhortatie, Over de verzoening binnen de Kerk, Paterna cum benevolentia (8 dec 1974), 4

De Kerk, die haar oorsprong vindt in de eenheid van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest, Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 4 is een geheim van gemeenschap. Volgens de wil van haar Stichter is zij georganiseerd rond een hiërarchie die in dienst staat van het Evangelie en van het daaruit levende Godsvolk. Naar het voorbeeld van de leden der eerste gemeenschap moeten alle gedoopten, met de hun eigen charisma's, in oprechtheid van hart streven naar een harmonische eenheid van leer, leven en eredienst. Vgl. Hand. 2, 42 Dat is een regel die uit het wezen zelf van de Kerk voortvloeit. Vandaar dat men op de Kerk niet zomaar zonder meer de gedragscriteria mag toepassen die gelden voor de burgermaatschappij of voor de regels die het functioneren van een democratie bepalen. En nog minder mag de mentaliteit van de omringende wereld voor de betrekkingen binnen de Kerk bepalend zijn. Vgl. Rom. 12, 2 Aan de mening van de meerderheid vragen wat men behoort te denken en te doen, zich verzetten tegen het Magisterium door de druk van de openbare mening te mobiliseren, zich beroepen op een 'consensus' onder de theologen, beweren dat de theoloog de woordvoerder is van een 'grondvlak' of een autonome gemeenschap welke zo de enige bron van de waarheid zou zijn: dat alles zijn tekenen van een ernstig verlies van de zin voor waarheid en van de zin voor de Kerk.
De Kerk is 'als het sacrament of het teken en instrument van de intieme vereniging met God en van de eenheid van de hele mensheid'. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 1 Naar eendracht en gemeenschap zoeken betekent bijgevolg haar getuigenis en geloofwaardigheid versterken; toegeven aan de bekoring van het 'dissent' daarentegen betekent dat men 'kiemen van ontrouw jegens de Heilige Geest' Vgl. H. Paus Paulus VI, Apostolische Exhortatie, Over de verzoening binnen de Kerk, Paterna cum benevolentia (8 dec 1974), 2-3 tot ontwikkeling laat komen.

Het is waar dat theologie en leerambt verschillend van aard zijn, en dat de eigen opdrachten van beide niet met elkaar verward mogen worden. Maar toch gaat het om twee vitale functies in de Kerk die elkaar wederzijds moeten doordringen en verrijken omwille van de dienst aan het Godsvolk.

Krachtens het gezag dat de Herders aan Christus zelf ontlenen is het hun plicht om over die eenheid te waken en te verhinderen dat de met het leven gegeven spanningen ontaarden in allerlei verdeeldheid. Hun gezag dat alle particuliere stellingname of oppositie overstijgt, moet dit alles verenigen in het onverkorte Evangelie dat het 'woord van verzoening' is. Vgl. 2 Kor. 5, 18-20

Wat de theologen betreft: krachtens hun eigen charisma hebben zij de verantwoordelijkheid om ook van hun kant bij te dragen tot de opbouw van het Lichaam van Christus in eenheid en waarheid. Hun bijdrage is meer dan ooit noodzakelijk, want evangelisatie op wereldschaal vraagt de inspanningen van het gehele Godsvolk. Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Postsynodale Apostolische Exhortatie, Over de roeping en de zending van de leken in de Kerk, Christifideles laici (30 dec 1988), 32-35 Wanneer zij misschien op moeilijkheden stoten vanwege de aard van hun onderzoek, moeten zij de oplossing daarvan zoeken in een vertrouwvolle dialoog met de Herders, in de geest van waarheid en liefde waardoor de gemeenschap van de Kerk wordt gekenmerkt.

Allen moeten voor de geest houden dat Christus het definitieve Woord is van de Vader Vgl. Heb. 1, 2 in Wie, naar de woorden van Johannes van het Kruis, 'God ons alles tegelijk in één keer heeft gezegd'. H. Johannes van het Kruis, De bestijging van de Berg Karmel, Subida del Monte Carmelo. II, 22, 3 Als zodanig is Hij de Waarheid die vrijmaakt. Vgl. Joh. 8, 36 Vgl. Joh. 14,6 De daden van instemming en zich onderwerpen aan het Woord dat aan de Kerk onder de leiding van het Magisterium is toevertrouwd, hebben uiteindelijk op Hem betrekking en leiden ons binnen in het gebied van de ware vrijheid.

Document

Naam: DONUM VERITATIS
Instructie over de Kerkelijke Roeping van de Theoloog
Soort: Congregatie voor de Geloofsleer
Auteur: Joseph Kardinaal Ratzinger
Datum: 24 mei 1990
Copyrights: © 1990, Kerkelijke Documentatie (SRKK) jrg 18, nr. 10, p. 3-15
Bewerkt: 19 november 2020

Opties

Internetadres
Print deze pagina
Dit document bestellen
Startpagina van dit document
Inhoudsopgave van dit document
Referenties naar dit document
Referenties vanuit dit document
RK Documenten wordt mogelijk gemaakt door donaties van gebruikers.
© 1999 - 2025, Stg. InterKerk, Schiedam, test