
Joseph Kardinaal Ratzinger - 24 mei 1990
De waarheid die ons vrijmaakt is een gave van Jezus Christus. Vgl. Joh. 8, 32 Het zoeken naar waarheid ligt in de natuur van de mens, terwijl onwetendheid hem in slavernij houdt. De mens kan immers niet werkelijk vrij zijn als hij geen inzicht heeft in de fundamentele vragen van zijn bestaan, met name de vraag waar hij vandaan komt en waarheen hij op weg is. De mens wordt vrij als God zich als een Vriend aan hem schenkt, volgens het woord van de Heer: 'Ik noem u niet langer meer dienaars, want de dienaar weet niet wat zijn meester doet, maar u heb ik vrienden genoemd, want Ik heb u alles meegedeeld wat Ik van de Vader heb gehoord' (Joh. 15, 15). De mens wordt bevrijd van de vervreemding van zonde en dood wanneer Christus, de Waarheid, voor hem 'de weg' wordt. Vgl. Joh. 14, 6
In het christelijk geloof is er een onverbrekelijke innerlijke band tussen kennis en leven, tussen waarheid en bestaan. Het is zeer zeker waar dat de door Gods openbaring geschonken waarheid het eigen kenvermogen van de mens te boven gaat, maar zij is niet in strijd met de menselijke rede. Veeleer doordringt zij het menselijk verstand, brengt het op een hoger plan en doet een beroep op ieders verantwoordelijkheid. Vgl. 1 Pt. 3, 15 Vandaar dat vanaf het begin van de Kerk de regula fidei Vgl. Rom. 6, 17 , samen met het doopsel, verbonden is geweest met het binnengaan in het Christusgeheim. De dienst van de leer, die ook het gelovig zoeken naar inzicht in het geloof inhoudt - en dat is de theologie -, is dus voor de Kerk een gebiedende eis.
Om te kunnen beantwoorden aan Gods plan, die wil dat 'alle mensen gered worden en tot de kennis komen van de waarheid' (1 Tim. 2, 4), is de theologie altijd al van belang voor de Kerk, maar zij is dat nog meer in tijden waarin zich op geestelijk en cultureel terrein grote veranderingen voltrekken, zelfs als ze daarbij aan gevaren is blootgesteld; zij moet immers ernaar streven in de 'waarheid te blijven' Vgl. Joh. 8, 31 en tegelijk ingaan op de nieuwe vragen waarmee de menselijke geest geconfronteerd wordt. In onze eeuw, met name bij de voorbereiding van het Tweede Vaticaans Concilie en gedurende het verloop daarvan, heeft de theologie veel bijgedragen aan een 'dieper inzicht in de overgeleverde gegevens en woorden' 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Goddelijke openbaring, Dei Verbum (18 nov 1965), 8; maar zij heeft ook crises en momenten van spanning gekend, en dat is ook nu nog zo.
Daarom is de Congregatie voor de Geloofsleer van oordeel dat het goed is om aan de bisschoppen van de Katholieke Kerk, en door hun tussenkomst aan de theologen, de voorliggende Instructie aan te bieden welke de opdracht van de theologie in de Kerk bedoelt duidelijk te maken. Eerst wordt een beschouwing gewijd aan de waarheid als gave Gods aan zijn volk (I). Vervolgens wordt de taak van de theologen beschreven (II). Er wordt ingegaan op de eigen opdracht van de Herders in de Kerk (III). Tenslotte worden aanwijzingen gegeven over de juiste relatie tussen theologen en Herders (IV). Zij wil zo bijdragen tot de bevordering van de kennis der waarheid Vgl. Kol. 1, 10 , die ons tot de vrijheid brengt waarvoor Christus gestorven en verrezen is. Vgl. Gal. 5, 1