
Joseph Kardinaal Ratzinger - 24 mei 1990
De arbeid van de theoloog is zo in overeenstemming met de eigen dynamiek van het geloof. Krachtens haar aard wil de waarheid worden meegedeeld, want de mens is geschapen om tot de Waarheid te komen, en verlangt uit het diepst van zijn wezen haar te kennen om daarin te leven en zijn heil te vinden. Vgl. 1 Tim. 2, 4 Om die reden heeft de Heer zijn apostelen uitgezonden om alle volkeren tot zijn 'leerlingen' te maken en te onderwijzen. Vgl. Mt. 28, 19. e.v. De theologie, die immers zoekt naar' de verantwoording van het geloof' en deze verantwoording aanbiedt aan hen die zoeken, vormt een integraal element in het gehoorzamen aan dit gebod, want de mensen kunnen geen leerlingen worden als de Waarheid die in het geloofswoord vervat ligt, hun niet wordt voorgehouden. Vgl. Rom. 10, 14. e.v.
De theologie draagt er dus het hare toe bij dat het geloof kan worden meegedeeld, en het verstand van hen die Christus nog niet kennen, geholpen wordt om het geloof te zoeken en te vinden. De theologie gehoorzaamt zo aan de aandrift van de Waarheid die op zelfmededeelzaamheid gericht is, maar zij vindt ook haar oorsprong in de liefde en de dynamiek daarvan: in de geloofsdaad kent de mens de goedheid van God en begint Hem lief te hebben; maar liefde wil de beminde steeds beter leren kennen. H. Bonaventura, Commentaar op boek IV van de Sententiae Petrus Lombardi, Commentaria in IV librum Sententiarum Petri Lombardi,. Prooem. in I, q. 2, ad 6: "Quando fides non assentit propter rationem, sed propter amorem eius cui assentit, desiderat habere rationes". Uit deze dubbele oorsprong van de theologie, die ligt ingebed in het inwendig leven van het Godsvolk en zijn missionaire roeping, vloeit voort op welke manier zij moet worden beoefend om te voldoen aan de eisen van haar eigen wezen.