
Joseph Kardinaal Ratzinger - 24 mei 1990
Op deze roepstem antwoordt het Godsvolk 'voor alles door een leven van geloof en liefde, en door God een offer van lofprijzing te brengen'. Wat meer in het bijzonder het 'geloofsleven' betreft, zegt het Tweede Vaticaans Concilie duidelijk dat 'de totaliteit der gelovigen die de zalving van de Heilige Geest hebben ontvangen Vgl. 1 Joh. 2, 20.27 in geloofszaken niet kan dwalen', en dat 'dit voorrecht zichtbaar wordt in het bovennatuurlijk geloofsbesef dat het gehele Godsvolk gemeen heeft, wanneer "vanaf de bisschoppen tot de laatste gelovige leken" universele instemming wordt betuigd inzake geloof en zeden. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 12