DONUM VERITATISInstructie over de Kerkelijke Roeping van de Theoloog
(Soort document: Congregatie voor de Geloofsleer)
Joseph Kardinaal Ratzinger -
24 mei 1990
De goddelijke bijstand wordt ook geschonken aan de opvolgers van de apostelen die in vereniging met de opvolger van Petrus onderwijzen, en op bijzondere wijze aan de paus van Rome, de Herder van de gehele Kerk, wanneer zij weliswaar niet tot een onfeilbare uitspraak komen noch zich 'op beslissende wijze' uitspreken, maar bij de uitoefening van hun gewone leergezag een onderrichting geven die tot beter verstaan leidt van de Openbaring op het gebied van geloof en zeden, alsmede zedelijke richtlijnen die daaruit voortvloeien.
Telkens wanneer het Magisterium spreekt, moet men dus rekening houden met het eigen karakter van dat bepaalde spreken, en nagaan in welke mate het gezag van het Magisterium daaraan verbonden is. Maar ook moet men voor de geest houden dat alle optreden van het Magisterium zijn oorsprong vindt in een en dezelfde bron, namelijk Christus die wil dat zijn volk zou wandelen in de volle waarheid. Om deze zelfde reden zijn beslissingen van het Magisterium op het gebied van de tucht, hoewel niet bezegeld met het charisma der onfeilbaarheid, toch niet zonder goddelijke bijstand, en vereisen de instemming van de gelovigen.
© 1990, Kerkelijke Documentatie (SRKK) jrg 18, nr. 10, p. 3-15