
Paus Benedictus XVI - 28 juni 2006
Naast de figuur van Jakobus "de Meerdere", de zoon van Zebedeüs, waarover we afgelopen woensdag hebben gesproken, komt in de evangelies ook een andere Jakobus voor, die "de Mindere" wordt genoemd. Ook hij maakt deel uit van de lijst van de twaalf Apostelen die persoonlijk door Jezus zijn uitgekozen, en wordt steeds nader gespecificeerd als "de zoon van Alfeüs" Vgl. Mt. 10, 3 Vgl. Mc. 3, 18 Vgl. Lc. 5, 15 Vgl. Hand. 1, 13 . Dikwijls wordt hij vereenzelvigd met een andere Jakobus, ook wel "de Jongere" genaamd Vgl. Mc. 15, 40 , de zoon van een zekere Maria Vgl. Mc. 15, 40 die "Maria van Kleofas" zou kunnen zijn, die volgens het Vierde Evangelie onder het Kruis stond, samen met de Moeder van Jezus Vgl. Joh. 19, 25 . Ook hij was afkomstig uit Nazaret en waarschijnlijk verwant met Jezus Vgl. Mt. 13, 55 Vgl. Mc. 6, 3 , van wie hij naar Semitisch gebruik de "broeder" wordt genoemd Vgl. Mc. 6, 3 Vgl. Gal. 1, 19 .
Van deze laatste Jakobus onderstrepen de Handelingen de prominente rol die hij in de Kerk van Jeruzalem heeft gespeeld. Bij het apostolische Concilie dat daar na de dood van Jakobus de Meerdere is gehouden, bevestigde hij samen met de anderen dat de heidenen opgenomen konden worden in de Kerk zonder zich eerst aan de besnijdenis te moeten onderwerpen Vgl. Hand. 15, 13 . De heilige Paulus kent aan hem een speciale verschijning van de Verrezene toe Vgl. 1 Kor. 15, 7 , en naar aanleiding van zijn gang naar Jeruzalem noemt hij hem zelfs vóór Kefas-Petrus, terwijl hij hem net als deze "steunpilaar" noemt van die Kerk Vgl. Gal. 2, 9 . Later beschouwden de joodse christenen hem als hun belangrijkste referentiepunt. Aan hem wordt ook de Brief toegeschreven die de naam Jakobus draagt en die vervat is in de canon van het Nieuwe Testament. Zelf stelt hij zich niet voor als "broeder van de Heer", maar als "dienstknecht van God en van de Heer Jezus Christus" (Jak. 1, 1).
De geleerden discussiëren met elkaar over de kwestie van de vereenzelviging van deze beide personen met dezelfde naam, Jakobus de zoon van Alfeüs en Jakobus "de broeder van de Heer". De evangelische overleveringen hebben voor ons geen enkel bericht bewaard noch over de een noch over de ander, met betrekking tot de periode van het aardse leven van Jezus. Daarentegen laten de Handelingen van de Apostelen zien dat een zekere "Jakobus", zoals we al even aanstipten, na de verrijzenis van Jezus een heel belangrijke rol heeft gespeeld binnen de jonge Kerk Vgl. Hand. 12, 17 Vgl. Hand. 15, 13-21 Vgl. Hand. 21, 18 .
De belangrijkste daad die hij heeft gesteld was zijn bijdrage in de kwestie van de moeilijke verhouding tussen de christenen van joodse oorsprong en die van heidense oorsprong: daarin droeg hij samen met Petrus ertoe bij dat de joodse dimensie van het christendom overwonnen werd, of beter geïntegreerd met de eis om aan de bekeerde heidenen niet de verplichting op te leggen zich aan alle voorschriften van de wet van Mozes te onderwerpen. Het boek van de Handelingen heeft voor ons de compromisoplossing bewaard die juist door Jakobus was voorgesteld en die door al de aanwezige Apostelen was aanvaard, volgens welke men aan de heidenen die in Jezus Christus geloofden alleen maar moest vragen zich te onthouden van wat bij de afgodendienst gebruikelijk was, om namelijk het vlees te eten van dieren die aan de goden geofferd waren; en ook van "ontucht", wat waarschijnlijk doelde op onvrijwillige huwelijkse gemeenschap. Concreet kwam het er op neer in te stemmen met slechts een paar heel belangrijk geachte verboden van de Mozaïsche wetgeving.
Nog een laatste punt: De brief van Jakobus spoort ons aan ons over te geven in de handen van God bij al wat we wij doen, en altijd te zeggen: "Als de Heer het wil" (Jak. 4, 15). Zo leert hij ons, ons niet aan te matigen ons leven op autonome manier te plannen naar eigen belang, maar ruimte te maken voor de onnaspeurlijke wil van God, die weet wat echt goed voor ons is. Zo blijft de heilige Jakbus een altijd actuele levensmeester voor ieder van ons.