
H. Paus Johannes Paulus II - 19 augustus 2000
"Maar gij", sprak Hij tot hen, "wie zegt gij dat Ik ben?"(Mt. 16,15)
Beste jongeren, met grote vreugde ontmoet ik jullie weer bij gelegenheid van deze gebedswake, waarin wij samen een luisterend oor willen geven aan Christus, die wij tegenwoordig onder ons weten. Het is Hij die spreekt.
"Wie zegt gij dat ik ben?". Jezus stelt deze vraag aan Zijn leerlingen in de streek van Caesarea van Filippus. Simon Petrus antwoordde: "Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God" (Mt. 16, 16). Op zijn beurt richtte de Meester tot hem de verrassende woorden: "Zalig zijt gij, zoon van Jona, want niet vlees en bloed hebben u dit geopenbaard maar mijn Vader die in de hemel is" (Mt. 16, 17).
Wat is de betekenis van deze tweespraak? Waarom wilde Jezus horen wat de mensen van Hem dachten ? Waarom wilde Hij weten wat de leerlingen van Hem dachten ?
Jezus wilde dat de leerlingen zich rekenschap gaven van wat in hun geest en hun harten verborgen was en dat zij hun overtuiging tot uitdrukking brachten. Tegelijkertijd weet hij echter dat het oordeel dat zij zullen uitspreken, niet alleen het hunne zal zijn, omdat erin geopenbaard zal worden wat God in hun harten heeft uitgestort door de genade van het geloof.
Deze gebeurtenis in de streek van Caesarea van Filippus leidt ons in zekere zin binnen in de "werkplaats van het geloof". Het mysterie van het begin en van de rijping van het geloof wordt er geopenbaard. Eerst is er de genade van de openbaring: een intiem en onuitsprekelijk zich geven van God aan de mens. Vervolgens komt roepstem die om een antwoord vraagt. Tenslotte is er het antwoord van de mens, een antwoord dat van nu al aan een betekenis en vorm aan zijn leven zal moeten geven.
Dat is nu het geloof! Het is het antwoord van de vrije en met rede begaafde mens op het woord van de levende God. De vragen die Christus stelt en de antwoorden die door de apostelen en tenslotte door Simon Petrus worden gegeven vormen als het ware een toetsing van de rijpheid van het geloof van hen die het dichtst bij Christus staan.
Het gesprek in de streek van Caesarea van Filippus vond plaats voor Pasen, dat wil zeggen voor het lijden, de dood en de verrijzenis van Christus. Het is nodig een andere gebeurtenis voor de geest te roepen, waarbij Christus, nu verrezen, de rijpheid van het geloof van Zijn apostelen toetste. Het gaat om de ontmoeting met de apostel Thomas. Hij was de enige afwezige toen Christus, na de verrijzenis, voor de eerste keer in het Cenakel kwam. Toen de andere leerlingen hem zeiden dat zij de Heer hadden gezien, wilde hij dat niet geloven. Hij zei: "Als ik niet in zijn handen het teken van de nagelen zie en mijn vinger in de plaats van de nagelen kan steken en mijn hand in zijn zijde leggen, zal ik het niet geloven." (Joh. 20, 25). Acht dagen later waren de leerlingen weer bijeen, en nu was Thomas erbij. Jezus kwam binnen door de gesloten deur, begroette de apostelen met de woorden: "Vrede zij u" (Joh. 20, 26), en richtte zich meteen tot Thomas: "Kom hier met uw vinger en bezie mijn handen: Steek uw hand uit en leg die in mijn zijde, en wees niet langer ongelovig maar gelovig." (Joh 20,27). Waarop Thomas antwoordde: "Mijn Heer en mijn God !" (Joh. 20, 28).
Ook het Cenakel van Jeruzalem was voor de apostelen een soort "werkplaats van het geloof". Toch overstijgt dat wat daar met Thomas gebeurde in zekere zin het gebeuren in de streek van Caesarea van Filippus. In het Cenakel staan wij voor een wisselwerking van het geloof en van het meest radicale ongeloof, en tegelijkertijd voor een nog diepergaande belijdenis van de waarheid over Christus. Het was waarlijk niet gemakkelijk om te geloven dat Degene die zij drie dagen tevoren in het graf hadden gelegd weer levend was.
De Goddelijke Meester had meerdere keren aangekondigd dat Hij uit de doden zou opstaan, en meerdere keren had hij het bewijs geleverd de Heer van het leven te zijn. En toch is de ervaring van Zijn dood zo sterk geweest dat voor allen een directe ontmoeting met Hem nodig was om in de verrijzenis te kunnen geloven: de apostelen in het Cenakel, de leerlingen op weg naar Emmaus, en de vrouwen bij het graf ... Ook voor Thomas was dit nodig. Toen zijn ongeloof echter geconfronteerd werd met de directe ervaring van de aanwezigheid van Christus, sprak de twijfelende apostel die woorden waarmee hij de meest intieme kern van het geloof tot uitdrukking bracht: als dat zo is, als Gij werkelijk levend zijt, hoewel Gij zijt gedood, dan wil dat zeggen dat Gij "mijn Heer en mijn God" zijt.
Met het gebeuren rond Thomas werd de "werkplaats van het geloof" met een nieuw element verrijkt. De Goddelijke Openbaring, de vraag van Christus en het antwoord van de mens zijn aangevuld door de persoonlijke ontmoeting van de leerling het de levende Christus, met de Verrezene. Deze ontmoeting werd het begin van een nieuwe relatie tussen de mens en Christus, een relatie waarin de mens wezenlijk erkent dat Christus Heer en God is; niet alleen Heer en God van de wereld en van de mensheid, maar Heer en God van mijn concrete menselijke bestaan. Op een dag zal Paulus dan ook schrijven: "Het woord is vlak bij, het is in uw mond, het is in uw hart, het woord namelijk van het geloof dat wij verkondigen. Want als uw mond belijdt, dat Jezus de Heer is, en uw hart gelooft, dat God Hem van de doden heeft opgewekt, zult gij gered worden." (Rom. 10, 8-9)
In de lezingen van de liturgie van vandaag vinden wij de elementen beschreven waaruit deze "werkplaats van het geloof" bestaat, waar de apostelen uitkomen als mensen die zich volledig bewust zijn van de waarheid die God in Jezus Christus heeft geopenbaard, een waarheid die hun persoonlijk leven en dat van de Kerk in de loop van de geschiedenis zou vormen. De ontmoeting in Rome van vandaag, beste jongeren, is ook een soort "werkplaats van het geloof" voor jullie, leerlingen van vandaag, voor de belijders van Christus op de drempel van het derde millennium.
Ieder van jullie kan in zichzelf de wisselwerking van vragen en antwoorden, die wij zojuist geschetst hebben, terugvinden. Ieder kan de eigen moeilijkheden om te geloven met een kritisch oog bekijken, en ook de bekoring van het ongeloof ervaren. Tegelijkertijd echter, kan men ook een geleidelijke rijping in het bewustzijn en in de overtuiging van de eigen instemming met het geloof ervaren. Inderdaad, in deze wonderbaarlijke werkplaats van de menselijke geest, de werkplaats van het geloof, ontmoeten mens en God zich altijd. De verrezen Christus treedt altijd binnen in het cenakel van ons leven, en laat ieder Zijn aanwezigheid ervaren en belijden: Gij, o Christus, zijt "mijn Heer en mijn God".
Christus zei tot Thomas: "Omdat gij mij gezien hebt, gelooft ge? Zalig die niet gezien en toch geloofd hebben." (Joh. 20, 29). Iedere mens heeft in zich iets van de apostel Thomas. Hij wordt bekoord door ongeloof en stelt ten diepste de vragen: Is het waar dat er een God is? Is het waar dat de wereld door Hem is geschapen? Is het waar dat de Zoon van God mens geworden is, en is gestorven en verrezen? Het antwoord legt zich tegelijk met de ervaring van Zijn aanwezigheid die een persoon opdoet. Men moet de ogen openen en het hart openstellen voor het licht van de Heilige Geest. Dan zullen de geopende wonden van de verrezen Christus tot eenieder zeggen: "Omdat gij mij gezien hebt, gelooft ge? Zalig die niet gezien en toch geloofd hebben".
Beste vrienden, ook heden ten dagen brengt het geloven in Jezus, en het volgen van Jezus in de voetsporen van Petrus, Thomas en van de eerste apostelen en getuigen een stellingname voor Hem met zich mee, en niet zelden als het ware een nieuw martelaarschap: het martelaarschap van degene die, vandaag net zo als gisteren, geroepen wordt tegen de stroom in te gaan om de Goddelijke Meester te volgen, om "het Lam te volgen waarheen het ook gaat" (Openb. 14,4). Het is niet toevallig, beste jongeren, dat ik gewild heb dat gedurende het Heilig Jaar bij het Colosseum de geloofsgetuigen van de twintigste eeuw werden herdacht.
Misschien zal van jullie niet het bloedgetuigenis worden gevraagd, maar wel de trouw aan Christus! Een trouw dat geleefd moet worden in de situaties van alledag: ik denk aan de verloofden en aan de moeilijkheden die zij hebben in de wereld van vandaag, om de zuiverheid te beleven in afwachting van het huwelijk. Ik denk aan de jonge echtparen en aan de beproevingen waaraan hun verplichting tot wederzijdse trouw blootgesteld is. Ik denk aan de betrekkingen tussen vrienden onderling en aan de bekoring tot onoprechtheid die zich tussen hen kan indringen.
Ik denk ook aan degene die een weg van speciale toewijding heeft ondernomen en aan de inspanningen die hij of zij het hoofd moet bieden om te volharden in de toewijding aan God en aan de medemensen. Ik denk ook aan degene die de liefde en de solidariteit wil leven in een wereld waarin alleen maar de logica van de winst en van de persoonlijke of groepsinteresse schijnt te gelden.
Ik denk bovendien aan degene die zich inzet voor de vrede en die in verschillende delen van de wereld nieuwe oorlogshaarden ziet ontstaan en tot ontwikkeling komen; ik denk aan degene die zich inzet voor de vrijheid van de mens en die ziet dat de mens nog slaaf is van zichzelf en van anderen; ik denk aan degene die ervoor strijdt om het menselijk leven lief te hebben en te respecteren, en die moet toezien dat hier vaak een aanslag op wordt gepleegd, en op het respect dat men haar verschuldigd is.
Beste jongeren, is het moeilijk om in een dergelijke wereld te geloven? Is het moeilijk om te geloven in het jaar 2000? Jazeker! Het is moeilijk. Het is niet nodig dat te verhullen. Het is moeilijk, maar met de hulp van de genade is het mogelijk, zoals Jezus aan Petrus uitlegde: "Niet vlees en bloed hebben u dit geopenbaard mar mijn Vader die in de hemel is." (Mt. 16, 17).
Vanavond zal ik jullie het Evangelie overhandigen. Het is de gave die de Paus als erfenis nalaat in deze onvergetelijke wake. De woord dat zij bevat, is het woord van Jezus. Als jullie er in stilte en in gebed naar luisteren, terwijl, om het woord te begrijpen voor jullie leven, jullie je laten helpen door de wijze raad van jullie priesters en opvoeders, dan zullen jullie Christus ontmoeten en Hem volgen, waarbij jullie dag na dag je met jullie leven voor Hem inzetten !
In werkelijkheid is het Jezus die jullie zoeken, wanneer jullie van het geluk dromen; Hij wacht op jullie wanneer niets van wat jullie vinden bevrediging schenkt; Hij is de schoonheid die jullie aantrekt; hij daagt jullie uit met die dorst naar radicaliteit die niet toelaat dat jullie je aan het compromis aanpassen; Hij dwingt jullie om de maskers af te leggen die het leven vals maken; hij leest in het hart de ware beslissingen die anderen zouden willen verstikken. Het is Jezus die in jullie het verlangen opwekt om iets groots van jullie leven te maken, het verlangen om een ideaal te volgen, de weigering om je te laten opslokken door de middelmatigheid, de moed om je met nederigheid en volharding in te zetten om jezelf te verbeteren en de maatschappij, terwijl jullie haar menselijker en broederlijker maken.
Beste jongeren, bij deze edelmoedige opdrachten zijn jullie niet alleen. Jullie families staan jullie bij, er zijn jullie gemeenschappen, er zijn jullie priesters en opvoeders, er zijn zovelen onder jullie die niet moe worden om in het verborgene Christus lief te hebben en in Hem te geloven. Jullie zijn niet alleen in de strijd tegen de zonde: zovelen onder jullie strijden daartegen, en met de genade van de Heer overwinnen zij !
Beste vrienden, ik zie in jullie de "wachters van de morgen" Vgl. Jes 21,11-12 in deze dageraad van het derde millennium. In het eerste gedeelte van de voorbije eeuw werden jongeren zoals jullie bijeengeroepen in immense bijeenkomsten om te leren haten, en zij werden erop uitgestuurd om tegen elkaar te velde te trekken. De verschillende geseculariseerde heilsverwachtingen, die getracht hebben de christelijke hoop te vervangen, zijn vervolgens een ware hel gebleken. Vandaag zijn jullie bijeengekomen om te bevestigen dat jullie je in de nieuwe eeuw niet zullen lenen om instrumenten van geweld en verwoesting te zijn; jullie zullen de vrede verdedigen, waarbij jullie ook met jullie leven zult betalen, als dat nodig is. Jullie zullen niet berusten in een wereld waarin andere mensen sterven van de honger, analfabeet blijven, of geen werk hebben. Jullie zullen het leven verdedigen in ieder moment van haar aardse ontwikkeling, jullie zullen je inspannen met al jullie energie om deze aarde steeds meer leefbaar te maken.
Beste jongeren van de eeuw die begint, als jullie "ja" tegen Christus zeggen, zeggen jullie "ja" tegen jullie meest edele ideaal. Ik bid dat Hij in jullie hart moge heersen en in de mensheid van de nieuwe eeuw en het nieuwe millennium. Weest niet bang om je aan Hem toe te vertrouwen. Hij zal jullie leiden, en Hij zal jullie de kracht geven om Hem iedere dag en in iedere situatie te volgen.
De Allerheiligste Maagd Maria, de Maagd die heel haar leven "ja" tegen God heeft gezegd, de heilige apostelen Petrus en Paulus en alle heiligen die door de eeuwen heen de weg van de Kerk hebben getekend, mogen jullie in die heilig voornemen bewaren !
Aan allen en iedereen geef ik met genegenheid mijn Apostolische Zegen.