Door leven en vrijheid te geven, schenkt de Heilige Geest ook eenheid. Het zijn drie gaven, en ze zijn niet van elkaar te scheiden. Ik heb al te lang gesproken, maar sta me toe nog een woord te zeggen over de eenheid. Om haar te begrijpen kan een zin nuttig zijn die in eerste instantie ons eerder van haar lijkt te verwijderen. Tegen Nicodemus die, in zijn zoektocht naar de waarheid, ’s nachts met zijn vragen bij Hem komt, zegt Jezus: “
De Geest waait waarheen Hij wil”, maar de wil van de Geest is geen willekeur. Het is de wil van de waarheid en van het goede. Daarom blaast Hij niet van zomaar een kant, nu eens draaiend naar deze kant, dan weer naar de andere kant. Zijn adem verstrooit ons niet maar maakt ons één, want de waarheid verenigt en de liefde verenigt. De Heilige Geest is de Geest van Jezus Christus, de Geest die de Vader verenigt met de Zoon in de Liefde, die in de enige God geeft en ontvangt. Hij verenigt ons zozeer dat de heilige Paulus eens kon zeggen: “
Allen tezamen zijt gij één persoon in Christus Jezus” (
Gal. 3, 28). Met zijn adem stuwt de Heilige Geest ons naar Christus.
De Heilige Geest werkt lichamelijk; Hij werkt niet alleen maar subjectief, niet alleen maar geestelijk of “spiritueel”. Aan de leerlingen die Hem alleen maar voor een “geest” hielden, zei de verrezen Christus: “Ik ben het echt! Betast mij en kijk: zomaar een geest - een hersenschim - heeft geen vlees of beenderen zoals ge ziet dat Ik heb” (Luc. 24, 39). Dit geldt van de verrezen Christus in elk tijdperk van de geschiedenis. Hij is geen hersenschim, niet zomaar een geest, een gedachte, alleen maar een idee. Hij is de Vleesgewordene gebleven - Degene die ons vlees heeft aangenomen - en Hij gaat altijd voort zijn Lichaam op te bouwen: Hij maakt van ons zijn Lichaam. De Heilige Geest blaast waar Hij wil, en zijn wil is de eenheid die Lichaam geworden is, de eenheid die de wereld tegemoet treedt en omvormt.