22 november 1439
Het vierde sacrament is de boete, waarvan als het ware de materie de activiteiten van de boetedoener zijn, die in drie delen worden onderscheiden. De eerste daarvan is het berouw van het hart; daarbij hoort het, dat hij spijt heeft van de begane zonde, met het voornemen in het vervolg niet meer te zondigen. Het tweede deel is de mondelinge belijdenis; daarbij hoort het, dat de zondaar alle zonden, die hij zich nog herinnert, volledig belijdt aan zijn priester. Het derde deel is de boetedoening voor de zonden volgens de uitspraak van de priester; dit zal vooral gebeuren door gebed, vasten en aalmoezen.
De vorm van dit sacrament zijn de woorden van de absolutie, die de priester uitspreekt als hij zegt:
“Ik verleen je de absolutie”.
De bedienaar van dit sacrament is de priester die van ambtswege de autoriteit heeft om absolutie te verlenen of op grond van een opdracht van zijn meerdere. De werking van dit sacrament is de vrijspraak van de zonden.