22 november 1439
De tekst wordt voorafgegaan door:
- De 1e Concilie van Constantinopel
Credo van Nicea - Constantinopel
(31 juli 381) met ingevoegde "Filioque"- Concilie van Chalcedon
Sessio V - Definitio de duabus naturis Christi
5e Zitting - Over de twee naturen in Christus
(22 oktober 451);- 3e Concilie van Constantinopel
Sessio XVIII - Definitio de duabus in Christo voluntatibus et opertionibus
18e Zitting - Definitie over de twee willen en werkzaamheden in Christus ();- Het decreet over de autoriteit van het Concilie van Chalcedon en Paus Leo de Grote
Ten vijfde, de waarheid van de sacramenten van de Kerk brengen wij voor het gemakkelijkere onderricht van zowel de huidige als de toekomstige Armeniërs zelf tot deze zeer korte regel. Er zijn zeven sacramenten van het nieuwe Verbond: natuurlijk de doop, het vormsel, de Eucharistie, de boete, de laatste zalving, de wijding en het huwelijk, die veel verschillen van de sacramenten van het Oude Verbond. Die bewerkten namelijk geen genade, maar toonden slechts aan dat die door het lijden van Christus gegeven moest worden. Deze van ons echter bevatten de genade en verlenen die aan diegenen die haar waardig ontvangen.
Al deze sacramenten worden drievoudig voltrokken, namelijk door de dingen als materie, door de woorden als vorm, en door de persoon van de bedienaar die het sacrament toedient met de intentie te doen wat de Kerk doet: als iets van die drie ontbreekt, wordt het sacrament niet voltrokken.
De eerste plaats onder alle sacramenten neemt het heilig doopsel in, dat de poort is tot het geestelijk leven: want daardoor worden wij gemaakt tot lidmaten van Christus en behorend tot het lichaam van de Kerk. En omdat door de eerste mens de dood bij allen binnen is gekomen Vgl. Rom. 5, 12 , kunnen wij niet, zoals de Waarheid zegt, het hemelrijk binnengaan, tenzij wij uit water en Geest herboren worden. Vgl. Joh. 3, 5
De materie van dit sacrament is echt en natuurlijk water: en het maakt niet uit, of het koud of warm is.
Maar de vorm is:
“Ik doop jou in de naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest”.
Toch ontkennen wij niet dat ook door die woorden:
“Laat de dienaar van Christus N. gedoopt worden in de naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest”,
of
“N. wordt gedoopt door mijn handen in de naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest”,
de doop echt wordt voltrokken; omdat immers de hoofdoorzaak, waaruit het doopsel zijn kracht heeft, de heilige Drie-eenheid is, en de bewerkende oorzaak de bedienaar is, die het sacrament van buiten toedient, wordt het sacrament voltrokken, als de handeling, die door de bedienaar zelf wordt uitgevoerd, met aanroeping van de heilige Drie-eenheid wordt verricht.
De bedienaar van dit sacrament is de priester, aan wie het van ambtswege toekomt te dopen. Maar in geval van nood kan niet alleen een priester of diaken dopen, maar ook een leek of een vrouw, ook zelfs een heiden en ketter, zolang hij maar de vorm van de Kerk bewaart en de bedoeling heeft te doen, wat de Kerk doet.
De werking van dit sacrament is de vergeving van elke erf- en daadwerkelijke zonde, ook van elke straf, die voor de zonde zelf verschuldigd is. Bovendien mag aan de gedoopten geen enkele boetedoening opgelegd worden voor de voorbije zonden: maar veeleer, als ze sterven voordat zij een of andere zonde begaan, komen ze meteen in het rijk der hemelen en tot het aanschouwen van God.
Het tweede sacrament is het vormsel; de materie daarvan is het chrisma vervaardigd uit olie, dat de schittering van het geweten symboliseert, en uit door de bisschop gezegende balsem, dat de geur van de goede naam symboliseert.
De vorm echter is:
“Ik teken jou met het teken van het kruis, en versterk jou met het chrisma van het heil, in de naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest."
De gebruikelijke bedienaar is de bisschop. En hoewel een gewoon priester de overige zalvingen kan toedienen, mag alleen de bisschop deze toedelen, omdat men alleen over de Apostelen, in wier plaats de bisschoppen staan, leest dat zij door handoplegging de Heilige Geest gaven, zoals de lezing van de Handelingen der Apostelen duidelijk maakt. Die zegt “Want toen de Apostelen, die in Jeruzalem waren, hadden gehoord dat Samaria het woord van de Heer had aangenomen, stuurden zij Petrus en Johannes naar hen. Toen zij daar waren aangekomen, baden zij voor hen, opdat zij de Heilige Geest zouden ontvangen; want die was nog in niemand van hen gekomen, want ze waren alleen maar gedoopt in de naam van de heer Jezus. Toen legden zij hun de handen op, en zij ontvingen de Heilige Geest” (Hand. 8, 14-17). Maar in plaats van deze handoplegging wordt in de Kerk het vormsel gegeven. Men leest echter dat soms met ontheffing van de Heilige Stoel om een verstandige en zeer dringende reden een gewoon priester met chrisma door de bisschop toebereid dit sacrament van het vormsel mag toedienen.
Maar de werking van dit sacrament is, dat in hem de Heilige Geest wordt gegeven tot kracht, zoals hij gegeven is aan de Apostelen op de dag van Pinksteren, opdat namelijk een Christen vol durf de naam van Christus belijdt. Daarom wordt de vormeling op het voorhoofd, waar de zetel van de eerbied is, gezalfd, opdat hij niet bloost de naam van Christus te belijden en vooral zijn kruis, dat voor de Joden een schanddaad is, voor de heidenen een dwaasheid Vgl. 1 Kor. 1, 23 volgens de Apostel; daarom wordt hij met het teken van het kruis getekend.
Het derde is het sacrament van de Eucharistie, waarvan de materie tarwebrood is en wijn van de wijnstok, waarbij voor de consecratie een heel klein beetje water gemengd moet worden. Daarom wordt het water erbij gedaan, omdat men volgens de getuigenissen van de heilige Vaders en Kerkleraren van de Kerk die al eerder in de discussie naar voren zijn gebracht gelooft, dat de Heer zelf dit sacrament heeft ingesteld in wijn vermengd met water.
Vervolgens, omdat dit past bij het tegenwoordig stellen van het lijden van de Heer. Want de zalige Paus Alexander Pseudo Alexander I, Aan de orthodox gelovigen, Ad Orthox.. Kap. 9, bij Gratian, Decretum p. III, dist. 2, c 1 (Frdb 1, 1314), uit Pseudo Isidorus (P. Hinschius, Decretales Pseudo Isidorianae... (Leipzig, 1863, 99)), de vijfde [opvolger] van de heilige Petrus, zegt:
“Bij het aanbieden van de heilige gaven, die aan de Heer worden aangeboden binnen de plechtigheid van de Mis, mogen alleen brood en wijn met water vermengd als offer worden aangeboden. Want in de kelk van de Heer mag niet alleen wijn of alleen water worden aangeboden, maar beide gemengd omdat beide, namelijk bloed en water, uit de zijde van Christus gevloeid zijn, naar men leest. Vgl. Joh. 19, 34
Dan ook, omdat het passend is voor het aanduiden van de werking van dit sacrament, die namelijk de vereniging van het Christen volk met Christus is. Want het water duidt het volk aan, volgens dat [woord]uit de Apocalyps: veel water, vele volkeren. Vgl. Openb. 17, 15 En Paus Julius Pseudo Julius I, Brief aan de Bisschoppen van Egypte, Epistula synodalis ad Aegyptios (25 juli 325). bij Gratian, Decretum p. III, dist. 2, c. 7 (Frdb 1, 1316) Vgl. 4e Synode van Braga, Canones (1 jan 675), 2. (MaC 11, 155E), de tweede opvolger na de heilige Silvester, zegt:
"De kelk van de Heer moet volgens het voorschrift van de canones aangeboden worden met water en wijn gemengd, omdat wij zien dat onder het water het volk verstaan wordt, in de wijn echter het bloed van Christus wordt getoond. Dus wanneer in de kelk water en wijn gemengd worden, wordt het volk met Christus verenigd en wordt het volk van gelovigen verbonden met en gekoppeld aan degene, in wie het gelooft."
Omdat dus zowel de heilige Romeinse Kerk, onderricht door de zeer heilige Apostelen Petrus en Paulus, als ook alle overige kerken van Latijnen en Grieken, in welke de lichten van alle heiligheid en leer hebben geschitterd, vanaf het begin van het ontstaan van de kerk het zo bewaard hebben en nu nog bewaren, schijnt het geheel en al ongepast, dat een ander gebied, welk dan ook, van dit universele en verstandige gebruik afwijkt. Wij besluiten dus, dat ook die Armeniërs zich voegen bij de universele christelijke wereld, en hun priesters bij het aanbieden van de Kerk een zeer klein beetje water, zoals gezegd is, bij de wijn mengen.
De vorm van dit sacrament zijn de woorden van de Verlosser, waarmee hij dit sacrament heeft voltrokken; want de priester, sprekend in de persoon van Christus, voltrekt dit sacrament. Want door de kracht van juist deze woorden wordt de substantie van het brood in het lichaam van Christus veranderd, en de substantie van de wijn in het bloed, zo echter, dat de gehele Christus wordt omvat onder de gestalte van het brood en de gehele Christus onder gestalte van de wijn. In welk deeltje dan ook van de geconsecreerde hostie of de geconsecreerde wijn, is, nadat er een deling heeft plaatsgevonden, de gehele Christus.
De werking van dit sacrament, die het tot stand brengt in de ziel van degene die het waardig ontvangt, is de vereniging van de mens met Christus. En omdat door de genade de mens in Christus wordt opgenomen en met zijn ledematen wordt verenigd, is het gevolg dat door dit sacrament bij diegenen die het waardig ontvangen de genade wordt vermeerderd; en elke werking, die materieel voedsel en drank bewerken voor wat betreft het lichamelijke leven, door het te behouden, te vermeerderen, te herstellen en te verblijden, dat bewerkt dit sacrament ook voor wat betreft het geestelijke leven; daarin, zoals Paus Urbanus IV Paus Urbanus IV, Bul, Instelling van Sacramentsdag, Transiturus de hoc mundo (11 aug 1264), 1 zegt, overwegen wij de dankbare herinnering aan onze Verlosser, worden wij van het kwaad teruggehouden, worden wij versterkt in het goede en maken wij vorderingen bij de groei van deugden en genaden.
Het vierde sacrament is de boete, waarvan als het ware de materie de activiteiten van de boetedoener zijn, die in drie delen worden onderscheiden. De eerste daarvan is het berouw van het hart; daarbij hoort het, dat hij spijt heeft van de begane zonde, met het voornemen in het vervolg niet meer te zondigen. Het tweede deel is de mondelinge belijdenis; daarbij hoort het, dat de zondaar alle zonden, die hij zich nog herinnert, volledig belijdt aan zijn priester. Het derde deel is de boetedoening voor de zonden volgens de uitspraak van de priester; dit zal vooral gebeuren door gebed, vasten en aalmoezen.
De vorm van dit sacrament zijn de woorden van de absolutie, die de priester uitspreekt als hij zegt:
“Ik verleen je de absolutie”.
De bedienaar van dit sacrament is de priester die van ambtswege de autoriteit heeft om absolutie te verlenen of op grond van een opdracht van zijn meerdere. De werking van dit sacrament is de vrijspraak van de zonden.
Het vijfde sacrament is de laatste zalving, waarvan de materie olijfolie is die gezegend is door de bisschop. Dit sacrament mag alleen worden gegeven aan een ziek iemand, voor wiens dood wordt gevreesd; en hij moet op deze plaatsen gezalfd worden: op de ogen wegens het zicht, op de oren wegens het gehoor, op de neus wegens de reuk, op de mond wegens de smaak en de spraak, op de handen wegens de tast, op de voeten wegens het gaan, op de nieren wegens het genot dat daar krachtig is.
Dit is de vorm van dit sacrament:
“Door deze heilige zalving en zijn zeer goedgunstige barmhartigheid zal de Heer jou vergeven, al wat je hebt gezondigd door het zicht”,
en op dezelfde wijze bij de andere lichaamsdelen.
De bedienaar van dit sacrament is de priester. De werking is echter de genezing van de geest en, voor zover het de ziel baat, ook van het lichaam zelf. De heilige apostel Jakob zegt over dit sacrament: “Is er iemand onder jullie ziek? Laat hij de priesters van de Kerk roepen, opdat zij over hem bidden, terwijl ze hem zalven met olie in naam van de Heer; en het gebed van geloof zal de zieke redden en de Heer zal hem oprichten, en als hij gezondigd heeft, worden zijn zonden vergeven.” (Jak. 5, 14, v)
Het zesde sacrament is dat van de priesterwijding, waarvan dat de materie is, door de overdracht waarvan de wijding wordt toegediend: zo wordt het priesterschap overgedragen door het overreiken van de kelk met wijn en van de patena met brood; het diaconaat door het geven van het boek der Evangeliën; het subdiaconaat echter door de overhandiging van de lege kelk met de lege patena erbovenop; en op gelijke wijze bij andere door de toewijzing van de dingen die betrekking hebben op hun taken.
De vorm van de priesterwijding is zo:
“Aanvaard de volmacht om het offer aan te bieden in de Kerk voor de levenden en de doden, in naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest”.
En zo bij de vormen van de andere wijdingen, zoals het in het Ponficale Romanum uitvoerig wordt beschreven. De ambtshalve bedienaar van dit sacrament is de bisschop. De werking is de vermeerdering van de genade, opdat iemand een bekwaam dienaar van Christus is.
Het zevende is het sacrament van het huwelijk, dat een teken van het verbond van Christus en de Kerk is volgens de apostel die zegt: “Dit is een groot sacrament: maar ik zeg dit met betrekking tot Christus en de Kerk” (Ef. 5, 32). Dat wat het huwelijk tot stand brengt is normaliter de wederzijdse overeenstemming, uitgedrukt door de woorden van een aanwezige.
Er wordt een drievoudig goed van het huwelijk aangewezen.
Er volgen: