Paus Pius XII - 6 december 1953
Wat wij hier uiteengezet hebben, kan voor de katholieke jurist en politicus nuttig zijn, ook wanneer zij bij hun studie of bij de uitoefening van hun beroep te maken krijgen met overeenkomsten (concordaten, verdragen, conventies, modus vivendi enz.) die de Kerk (d.i. reeds sinds lang de H. Stoel) in het verleden met soevereine staten heeft gesloten en nog afsluit. De concordaten zijn voor haar een uitdrukking van de samenwerking tussen Kerk en staat. Zij kan principieel, ofwel in thesi, de volledige scheiding tussen de twee machten niet goedkeuren. De concordaten moeten daarom aan de Kerk rechtens en feitelijk een vaste situatie verzekeren in de staat, waarmee zij worden gesloten, en haar volledige onafhankelijkheid waarborgen in de vervulling van haar goddelijke zending. Het is mogelijk, dat Kerk en staat in een concordaat hun gemeenschappelijke godsdienstige overtuiging tot uitdrukking brengen, maar het kan ook gebeuren, dat het concordaat o.a. tot doel heeft conflicten over principiële vraagstukken te voorkomen en van het begin af mogelijke aanleidingen tot conflicten uit de weg te ruimen. Als de Kerk haar handtekening onder een concordaat gezet heeft, geldt deze voor de gehele inhoud. Maar de innerlijke zin er van kan met wederzijds medeweten van beide contracterende partijen genuanceerd zijn. Hij kan een uitdrukkelijke goedkeuring betekenen, maar ook een loutere tolerantie overeenkomstig de beide princiepen, die de norm uitmaken voor het samenleven van de Kerk en haar gelovigen met machten en mensen van een andere geloofsovertuiging.