CI RIESCEOver de staatsgemeenschappen en de volken over godsdienstvrijheid - tot het 5de nationaal Italiaans congres van de vereniging van katholieke juristen
(Soort document: Paus Pius XII - Toespraak)
Paus Pius XII -
6 december 1953
IV - Het probleem dat het verschil in godsdienst meebrengt
De verhouding tussen katholieke en niet-katholieke gemeenschappen
Naar aanleiding hiervan willen wij met u, die zich gaarne katholieke juristen noemt, een van de vragen behandelen, die zich in een volkerengemeenschap voordoen, nl. het praktisch samenleven van katholieke met niet-katholieke gemeenschappen.
Eventuele regeling van de godsdienstige en zedelijke belangen binnen de statengemeenschap
Men zal overeenkomstig de overtuiging van de grote meerderheid van de burgers of op grond van een uitdrukkelijke verklaring in hun grondwet de volkeren en de staten, die lid zijn van de gemeenschap, kunnen onderscheiden in christelijke, niet-christelijke, religieus onverschillige of bewust laïcistische of ook uitgesproken atheïstische volkeren. De religieuze en zedelijke belangen eisen voor heel de omvang van de gemeenschap een scherp omschreven regeling, welke van kracht is voor het gehele gebied van de afzonderlijke soevereine staten, die lid zijn van deze statengemeenschap. Met waarschijnlijkheid en op grond van de omstandigheden is het te voorzien, dat die positief-rechtelijke regeling als volgt zal luiden: binnen zijn eigen gebied en voor zijn eigen burgers regelt iedere staat de religieuze en morele aangelegenheden door een eigen wet; maar toch zullen de burgers van iedere staat, die lid is, in heel het gebied van de statengemeenschap hun eigen geloofsovertuiging en hun ethische en religieuze praktijken mogen uitoefenen, voor zover deze niet in strijd zijn met het strafrecht van de staat, waarin zij vertoeven.
Probleem van deze regeling voor de katholiek
Voor de katholieke jurist, politicus en staat rijst nu de vraag: mogen zij hun goedkeuring geven aan een dergelijke regeling, als het er om gaat, toe te treden tot de volkerengemeenschap en er lid van te blijven?
Dubbele kwestie met betrekking tot de religieuze en zedelijke belangen
Met betrekking tot de religieuze en zedelijke belangen doet zich een dubbele kwestie voor. De eerste gaat over de objectieve waarheid en over de gewetenplicht tegenover datgene, wat objectief waar en goed is. De tweede gaat over de feitelijke houding van de volkerengemeenschap tegenover de afzonderlijke soevereine staat en de houding van deze staat tegenover de volkerengemeenschap in zake godsdienst en zedelijkheid. De eerste vraag kan nauwelijks een voorwerp zijn van discussie en van regeling tussen de afzonderlijke staten en de statengemeenschap, vooral niet in het geval, dat er binnen de gemeenschap meerdere godsdienstige belijdenissen zijn. De tweede daarentegen kan zeer belangrijk en zeer urgent zijn.
© 1956, Ecclesia Docens 0763, Uitg. Gooi & Sticht, Hilversum, pag. 40-46
Vert.: Dr. Chr. Oomen C.ss.R., Dr. M.H. Mulders C.ss.R., Dr. J. Kahmann C.s.R.