CI RIESCEOver de staatsgemeenschappen en de volken over godsdienstvrijheid - tot het 5de nationaal Italiaans congres van de vereniging van katholieke juristen
(Soort document: Paus Pius XII - Toespraak)
Paus Pius XII -
6 december 1953
III - Moeilijkheden voor de vorming van een statengemeenschap
Problemen verbonden aan een statengemeenschap
U, als rechtsgeleerden, behoeven wij niet te verklaren, dat de oprichting, het in stand houden en het functioneren van een echte statengemeenschap, vooral als deze alle volken omvat, een reeks van verplichtingen en problemen meebrengt, waarvan sommige zeer moeilijk en ingewikkeld zijn en niet met een eenvoudig ja of neen kunnen worden opgelost. Zulke problemen zijn bijv. de problemen van het ras en het bloed met hun biologische, psychische en sociale gevolgen; de taalkwestie; de kwestie van de gezinnen met hun karakter, dat verschilt overeenkomstig de naties; het vraagstuk van de betrekkingen tussen echtgenoten, ouders en verwanten; de kwestie van gelijkheid of gelijkberechtigdheid met betrekking tot goederen, contracten en personen voor de burgers van een soevereine staat, die zich bevinden op het grondgebied van een andere staat, waar zij tijdelijk verblijven of wel zich voor goed vestigen met behoud van hun eigen nationaliteit; de kwestie van het recht tot immigratie of emigratie, en andere dergelijke kwesties.
Moeilijkheden voortkomend uit de natuurlijke tendenzen van individuen en gemeenschappen
De jurist, de politicus, de afzonderlijke staat evenals de statengemeenschap moeten hier rekening houden met alle natuurlijke tendensen van de afzonderlijke individuen en van de gemeenschappen in hun onderlinge contacten en betrekkingen, zoals de tendens van aanpassing of assimilatie, die dikwijls zover gaat, dat ze tracht de ander in zich te doen opgaan, of omgekeerd de tendens om alles uit te sluiten en te vernietigen, wat zich schijnbaar niet laat assimileren; de expansiezucht of omgekeerd de zucht zich af te sluiten en af te zonderen; het streven om zich geheel weg te geven met verzaken aan zichzelf, en omgekeerd het vasthouden aan zichzelf met uitsluiting van ieder zich geven aan anderen; het streven naar macht, de zucht om anderen afhankelijk te houden enz. Al deze vooruitdringende of afwerende dynamismen zijn in de natuurlijke aanleg van de enkeling, de volkeren, de rassen en de gemeenschappen verworteld in hun engheid en beperking, waarin nooit al het goede en juiste verenigd is. God alleen, oorsprong van alle zijn, omvat door Zijn oneindigheid alles in Zich wat goed is.
Het beginsel voor de oplossing van deze moeilijkheden
Uit het boven gezegde kan men gemakkelijk het theoretisch grondbeginsel opstellen voor het behandelen van deze moeilijkheden en tendensen: binnen de grenzen van het mogelijke en geoorloofde alles bevorderen, wat de eenheid vergemakkelijkt en versterkt; weren wat haar verstoort; soms verdragen, wat men niet kan verwijderen en waarom toch de volkengemeenschap niet mag mislukken vanwege het hogere goed, dat men er van verwacht. De moeilijkheid ligt in de toepassing van dit beginsel.
© 1956, Ecclesia Docens 0763, Uitg. Gooi & Sticht, Hilversum, pag. 40-46
Vert.: Dr. Chr. Oomen C.ss.R., Dr. M.H. Mulders C.ss.R., Dr. J. Kahmann C.s.R.