SUMMI DEI VERBUMBij het 4e eeuwfeest van de oprichting van seminaries door het Concilie van Trente
(Soort document: H. Paus Paulus VI - Apostolische Brief)
H. Paus Paulus VI -
4 november 1963
ARTIKEL 9 - Een harmonisch samengaan van de vorming tot mens, christen en priester
Teneinde het karakter van de jonge mensen succesvol te verbeteren, hen te bewaren voor alles, wat een oorzaak kan zijn van zonde en ondeugd, en het goede zaad in hen volledig te doen uitgroeien, moet men ook rekening houden met de gezonde krachten van de menselijke natuur, om zó aan het werk van de priesterlijke volmaaktheid een hechte grondslag te geven in de natuurlijke deugden.
Hier zijn zeer juist van toepassing de wijze woorden van de engelachtige leraar:
„Omdat de genade de natuur niet opheft, maar vervolmaakt, moet de natuurlijke geneigdheid van het verstand een hulp zijn voor het geloof, gelijk ook de natuurlijke geneigdheid van de wil samengaat met de liefde” H. Thomas van Aquino, Summa Theologiae. I, q. 1, art. 8, corpus
Toch mag men de gezonde krachten van de mens en de natuurlijke deugden niet overschatten, alsof het echte en duurzame resultaat van het apostolaat op de eerste plaats zou afhangen van menselijke pogingen. Tevens dient men voor ogen te houden, dat men de jonge mensen onmogelijk ook de natuurlijk deugden volledig kan bijbrengen, nl. de prudentie, de rechtvaardigheid, de sterkte, de zelfbeheersing, de bescheidenheid, de zachtmoedigheid en de andere verwante deugden, door alleen maar de beginselen te volgen van het gezond verstand en de regels van de menselijke wetenschappen, zoals de experimentele psychologie en de pedagogie.
Want volgens de katholieke leer is de mens niet in staat, zonder de genezende genade van onze Verlosser alle geboden zelfs van de natuurwet te onderhouden en dus zich volmaakte en solide deugden eigen te maken.
Vgl. H. Thomas van Aquino, Summa Theologiae. I-II, q. 109, art. 4, corpus
Dit onomstotelijk beginsel heeft een belangrijke praktische consequentie voor het priesterlijk leven, nl. dat de menselijke vorming gelijk op moet gaan met de christelijke en priesterlijke vorming. Dan zullen de krachten van de menselijke natuur worden geadeld en versterkt door het gebed, door de genade van de veelvuldige biecht en communie en door de stimulans van de bovennatuurlijke deugden, die een steun en hulp moeten vinden in de beoefening van de natuurlijke deugden.
Dit is nog niet voldoende. Want, gelijk de apostel zegt, de natuurlijke krachten van verstand en wil moeten onderworpen zijn aan de regels van het geloof en de impuls van de liefde; zó alleen kunnen onze handelingen, verricht uit liefde tot onze Heer Jezus Christus, verdienstelijk zijn voor het eeuwig geluk.
Vgl. Kol. 3, 17
Vgl. 1 Kor. 13, 1-3
© 1965, Ecclesia Docens 0712, Uitg. Gooi & Sticht, Hilversum, pag. 9-38
Vert.: Dr. M.H. Mulders C.ss.R., Dr. J. Kahmann C.s.R.