SUMMI DEI VERBUMBij het 4e eeuwfeest van de oprichting van seminaries door het Concilie van Trente
(Soort document: H. Paus Paulus VI - Apostolische Brief)
H. Paus Paulus VI -
4 november 1963
ARTIKEL 3 - De oprichting van de seminaries door het concilie van Trente
In deze dringende en essentiële behoefte hebben in de vijftiende eeuw te Rome kardinaal Domenico Capranica en kardinaal Stefano Nardini trachten te voorzien door het stichten van colleges, die naar hen genoemd zijn. In de zestiende eeuw deed de heilige Ignatius van Loyola hetzelfde door in Rome het Romeins en het Germaans college op te richten, het eerste voor de opleiding van leraren, het tweede voor de opleiding van de priesterkandidaten. Rond dezelfde tijd spoorde kardinaal Reginald Pole, aartsbisschop van Canterbury, de bisschoppen van Kamerijk en Doornik aan, het voorbeeld van de H. Ignatius te volgen, en ontwierp hij voor Engeland het bekende decreet over de seminaries, dat door de synode van Londen in 1556 werd bekrachtigd en dat op 10 februari van dat jaar werd gepubliceerd. Naar het model van dit decreet stelde het concilie van Trente enkele jaren later een wet op voor de universele Kerk, vervat in Caput XVIII
De Reformatione. Dit decreet werd op 15 juli 1563 goedgekeurd.
Zie Roccaberti, Bibliotheca maxima Pontificia, XVIII, 362; Ludw. von Pastor, Geschichte der Päpste, VI, S. 647 ff, 664, 667; VII, § 204 ff.
Het is thans vierhonderd jaar geleden, dat dit hoogst belangrijke decreet werd uitgevaardigd, en dit is des te gedenkwaardiger omdat het samenvalt met de viering van het Tweede Vaticaans Oecumenisch Concilie. De Kerk heeft immers bij dit Concilie als eerste doel, door juiste voorschriften het zedelijk leven van het christenvolk te vernieuwen, en het zal daarom zeker een zeer bijzondere zorg wijden aan een punt, dat van vitaal belang is voor het leven van heel het mystieke Lichaam van Christus, nl. de vorming van de jonge mensen, die zich in de seminaries op het priesterschap voorbereiden.
© 1965, Ecclesia Docens 0712, Uitg. Gooi & Sticht, Hilversum, pag. 9-38
Vert.: Dr. M.H. Mulders C.ss.R., Dr. J. Kahmann C.s.R.