H. Paus Paulus VI - 4 november 1963
De vrucht van deze verstandige en eensgezinde samenwerking tussen overste en docenten van het seminarie zal zijn: een in alle opzichten volmaakte vorming van de jonge mensen. Zo zullen zij uitgroeien tot echte persoonlijkheden, niet alleen als mens en als christen, maar vooral als priester. De priester immers moet geheel doordrongen zijn van het licht van de goddelijke openbaring; dit vooral zal tot resultaat hebben, dat hij „als man Gods volkomen zij, volkomen toegerust tot elk goed werk”. (2 Tim. 3, 17) Want men moet goed voor ogen houden wat de heilige Joannes Chrysostomus schreef: „de ziel van de priester moet schitteren als een licht, dat heel de wereld verlicht.” H. Johannes Chrysostomos, Over het priesterschap, De sacerdotio. VI, n. 4; P.G. 48, 681