
H. Paus Johannes Paulus II - 14 september 1998
FIDES ET RATIO Over de verhouding van Geloof en Rede |
|||
► | De verhouding van geloof en rede | ||
► | Het drama van de scheiding van geloof en rede |
Wat het patristische en middeleeuwse denken had bedacht en verwerkelijkt als diepe eenheid, die een kennis voortbracht die tot de hoogste vormen van speculatief denken in staat was, werd tenslotte vernietigd door die systemen die stonden voor een van het geloof gescheiden en in zijn plaats tredende verstandskennis.
Op het gebied van het wetenschappelijk onderzoek groeide een positivistische denkwijze, die zich niet alleen verwijdert van iedere betrekking met de christelijke wereldbeschouwing maar die ook en vooral elke verwijzing naar een metafysische en morele visie heeft laten vallen. Het gevolg daarvan is dat bepaalde wetenschappers, die geen zedelijk referentiepunt hebben, het risico lopen dat niet langer de mens en het geheel van zijn leven in het middelpunt van hun interesse staat. Meer nog: enkelen van hen, die de mogelijkheden van technologische vooruitgang zien, schijnen niet alleen toe te geven aan een logica die op de markt is gebaseerd, maar ook aan de verleiding van quasi-goddelijke macht over de natuur en zelfs over de mens.
Als gevolg van de crisis van het rationalisme is tenslotte het nihilisme verschenen. Als filosofie van het niets slaagt het erin zijn fascinatie op onze tijdgenoten over te brengen. Zijn aanhangers stellen theorieën op, dat het zoeken doel in zichzelf is, zonder enige hoop of mogelijkheid, het doel van de waarheid ooit te bereiken. Volgens de nihilistische uitleg is het bestaan alleen maar een gelegenheid voor indrukken en ervaringen, waarin het vluchtige voorrang heeft. Het nihilisme staat aan het begin van die wijdverbreide geesteshouding, volgens welke men geen definitieve verplichting meer moet aangaan, omdat immers alles vergankelijk en voorlopig is.
Hoe gevaarlijk het is deze weg te verabsoluteren, heb ik reeds in mijn eerste encycliek aangegeven, waar ik schreef: "De hedendaagse mens wordt kennelijk steeds meer bedreigd door wat hij zelf voortbrengt: door de resultaten van de arbeid van zijn hand en nog meer door die van zijn geestesarbeid en van zijn wilsbeschikkingen. Niet alleen leiden de vruchten van deze veelvormige activiteit tot 'vervreemding' doordat zij eenvoudigweg worden ontnomen aan wie ze heeft voortgebracht; maar al te snel en vaak onvoorzien keren de resultaten zich, tenminste ten dele, in een bepaalde loop van hun gevolgen tegen de mens zelf, al is het dan soms onrechtstreeks. Ze zijn feitelijk of mogelijkerwijs tegen hem gericht. Dit schijnt het belangrijkste hoofdstuk te zijn van het drama van het huidige menselijke bestaan in zijn breedste en meest universele dimensie. Het doet de mens in groeiende angst leven Hij vreest, dat wat hij voortbrengt zich wel eens radicaal tegen hem zou kunnen keren, niet alles natuurlijk, zelfs niet het meeste, maar precies dat waarin de mens een aanzienlijk deel van zijn creativiteit heeft geïnvesteerd." H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, De Verlosser van de mensen, Redemptor Hominis (4 mrt 1979), 15
Als gevolg van deze culturele veranderingen hebben enkele filosofen het opgegeven de waarheid omwille van haarzelf te willen zoeken, en als hun enige doel genomen: het bereiken van subjectieve zekerheid of praktisch nut. Dat resulteerde in een verduistering van de echte waardigheid van het verstand, dat niet langer is toegerust, het ware te kennen en naar het absolute te zoeken.
Daarom doe ik deze sterke en indringende oproep en, naar ik vertrouw, op het juiste moment, dat het geloof en de wijsbegeerte de diepe eenheid herstellen die hen in staat stelt om in harmonie met hun natuur te staan, zonder hun wederzijdse autonomie afbreuk te doen. De parrhesia (vrijmoedigheid) van het geloof moet opgewassen zijn tegen de stoutmoedigheid van de rede.