
H. Paus Johannes Paulus II - 14 september 1998
Anderzijds moet de theologie de ogen richten op de laatste waarheid, die haar met de openbaring wordt toevertrouwd, zonder zich tevreden te stellen met een verblijf in tussenstadia. De theoloog doet er goed aan zich te herinneren, dat zijn arbeid "overeenkomt met de dynamiek die in het geloof zelf woont" en dat het eigenlijke object van zijn arbeid "de Waarheid, namelijk de levende God en zijn in Jezus Christus geopenbaarde heilsplan" is. Congregatie voor de Geloofsleer, Instructie over de Kerkelijke Roeping van de Theoloog, Donum Veritatis (24 mei 1990), 7-8 Deze taak, die in eerste instantie de theologie aangaat, daagt tegelijkertijd de wijsbegeerte uit. De veelheid van problemen die zich tegenwoordig opdringen, vraagt inderdaad om een gemeenschappelijke, zij het ook met verschillende methoden doorgevoerde arbeid, opdat de waarheid weer gekend en tot uitdrukking wordt gebracht. De Waarheid, die Christus is, legt zichzelf op als een universele autoriteit die zowel de theologie alsook de filosofie leidt, aanspoort en doet groeien Vgl. Ef. 4, 15 .
Het mogelijk achten een universeel geldige waarheid te kennen is geenszins een aanmoediging tot intolerantie; integendeel, het is de essentiële voorwaarde voor een oprechte en authentieke dialoog tussen personen. Alleen op deze basis is het mogelijk om de scheidende onenigheden te overwinnen en gezamenlijk de weg in te slaan naar de hele, ongedeelde waarheid, terwijl we die paden volgen die alleen de Geest van de opgestane Heer kent. H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, Over de Heilige Geest in het leven van de Kerk en de wereld, Dominum et vivificantem (18 mei 1986), 6. In de encycliek schreef ik als commentaar op Joh. 16, 12-13: 'Jezus presenteert de Vertrooster, de Geest van de waarheid, als Degene die zal "onderwijzen" en "in herinnering brengen", als Degene die "getuigenis zal afleggen" van Hem. Nu zegt Hij: "Hij zal u leiden in de volle waarheid". Dit "leiden in de volle waarheid", dat verwijst naar wat de apostelen "nu niet kunnen verdragen", is noodzakelijk verbonden met Christus' ontlediging door zijn lijden en dood aan het kruis, dat toen Hij deze woorden sprak, juist op het punt stond te gebeuren. Later wordt het echter duidelijk dat dit "leiden in de volle waarheid" niet alleen verbonden is met het scandalum Crucis, maar ook met alles wat Christus 'deed en leerde' (Hand.1, 1). Want het mysterium Christi als geheel genomen vraagt geloof, aangezien het het geloof is dat de mens binnenleidt in de werkelijkheid van het geopenbaarde mysterie. Het 'leiden in de volle waarheid' wordt daarom bereikt in en door het geloof: en dit is het werk van de Geest der waarheid en het resultaat van zijn activiteit in de mens. De heilige Geest moet hierbij de hoogste Leider van de mens zijn en het Licht van de menselijke geest' Op dit punt wil ik de specifieke vorm aangeven die de roep om eenheid thans aanneemt, gegeven de actuele taak van de theologie.