H. Paus Johannes Paulus II - 14 september 1998
Onze tijd is door sommige denkers aangeduid als de tijd van de "postmoderniteit". Vaak gebruikt in heel verschillende contexten, wijst de term op de opkomst van een complex van nieuwe factoren die, wijdverbreid en machtig als ze zijn, hebben laten zien dat ze belangrijke en blijvende veranderingen teweeg kunnen brengen. De term werd eerst gebruikt met een verwijzing naar esthetische, sociale en technologische verschijnselen. Toen werd hij overgeplant naar het wijsgerige veld, maar hij is wat tweeduidig gebleven, zowel omdat het oordeel over wat 'postmodern' wordt genoemd soms positief is en soms negatief, alsook omdat er nog geen overeenstemming is over de delicate kwestie van de scheiding van de verschillende historische tijdvakken. Eén ding is echter duidelijk: de denkstromingen die postmodern willen heten verdienen de nodige aandacht. Volgens sommigen van hen is de tijd van zekerheden onherroepelijk voorbij, en moet de mens thans leren te leven binnen een horizon van totale afwezigheid van zin, waar alles voorlopig en vergankelijk is. In hun vernietigende kritiek op elke zekerheid negeren verschillende schrijvers de noodzakelijke onderscheidingen en trekken zij ook de geloofszekerheden in twijfel.
Dit nihilisme vindt een soort bevestiging in de verschrikkelijke ervaring van het kwaad die onze tijd heeft getekend. Tegenover de dramatiek van deze ervaring kon het rationalistische optimisme, dat in de geschiedenis de voortschrijdende overwinning van het verstand als bron van geluk en vrijheid zag, niet standhouden, zodat een van de ergste bedreigingen aan het einde van deze eeuw de bekoring van de wanhoop is.
Niettemin blijft het waar dat een zekere positivistische geesteshouding nog steeds de illusie voedt dat dankzij de wetenschappelijke en technische vooruitgang de mens als demiurg leeft, die uit zichzelf en volledig zijn lot in eigen hand neemt.