FIDES ET RATIOOver de verhouding van Geloof en Rede
(Soort document: H. Paus Johannes Paulus II - Encycliek)
H. Paus Johannes Paulus II -
14 september 1998
De waarheid presenteert zich bij de mens aanvankelijk in de vorm van een vraag:
heeft het leven een zin? Waarheen leidt het? Op het eerste gezicht zou het bestaan van de mens als persoon volkomen zinloos kunnen lijken. Je hoeft er geen wijsgeren van het ongerijmde bij te halen, of de provocerende vragen in het boek Job, om aan de zin van het leven te twijfelen. De dagelijkse ervaring van eigen en andermans leed, het zien van zoveel feiten die in het licht van de waarheid onverklaarbaar lijken, volstaan om onontkoombaar een zo dramatische vraag als die naar de zin te stellen.
Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Apostolische Brief, Over de christelijke zin van het menselijke lijden, Salvifici doloris (11 feb 1984), 9 Daarbij komt dat de eerste absoluut zekere waarheid van ons bestaan, buiten het feit dát we bestaan, de onvermijdelijkheid van onze dood is. Gegeven dit verontrustende feit is het zoeken naar een volledig antwoord onontkoombaar. Ieder wil - en moet - de waarheid over zijn einde kennen. Hij wil weten, of de dood het definitieve einde van zijn bestaan is, óf of er nog iets is dat over de dood heen reikt; of hij mag hopen op een voortbestaan of niet. Niet zonder reden heeft het wijsgerige denken zijn beslissende oriëntering gekregen van de dood van Socrates, en is het meer dan tweeduizend jaar lang daardoor getekend. Het is dus absoluut geen toeval dat in het licht van het feit van de dood de filosofen zich steeds weer met dit probleem, samen met de vraag naar de zin van het leven en de onsterfelijkheid, hebben beziggehouden.
© 1998 - Stg. RK Voorlichting, Oegstgeest