15 augustus 1997
Gij zult tegen uw naaste niet leugenachtig getuigen (Ex. 20, 16).Gij hebt gehoord dat tot onze voorouders gezegd is: "Gij zult geen valse eed doen, maar gij zult voor de Heer uw eden houden" (Mt. 5, 33).
Het achtste gebod verbiedt in de relaties met de medemens de waarheid te verdraaien. Dit morele voorschrift komt voort uit de roeping van Gods heilig volk om getuige te zijn van zijn God, die de waarheid is en de waarheid wil. De zonden tegen de waarheid in woorden of daden, wijzen op een weigering om in morele rechtschapenheid te leven: het zijn blijken van diepe ontrouw tegenover God en in die zin ondermijnen ze de basis van het verbond.