CATECHISMUS VAN DE KATHOLIEKE KERK
(Soort document: Catechismus-Compendium)
15 augustus 1997
Het eerste gebod veroordeelt het polytheïsme of veelgodendom . Het vraagt van de mens in geen andere goden te geloven dan in God, geen andere godheden te vereren dan de enige God. De Schrift herinnert voortdurend aan het verwerpen "van afgodsbeelden van zilver en goud, door mensenhanden vervaardigd" die "een mond hebben maar niet spreken, ogen hebben en niet zien"... Deze bedrieglijke beelden misleiden de mens: "al even onnozel is hij die ze maakt en die nu vertrouwt op hun macht" (Ps. 115, 4-5.8). Vgl. Bar. 6 God daarentegen is de "levende God" (Joz. 3, 10) (Ps. 42, 3) enz., die leven geeft en die in de geschiedenis optreedt
Met afgoderij worden niet enkel de verkeerde erediensten van het heidendom bedoeld. Afgoderij blijft een bestendige bekoring tegen het geloof. Zij bestaat erin te vergoddelijken wat geen God is. Er is sprake van afgodendienst, zodra de mens een schepsel vereert in plaats van God; het kunnen goden zijn of demonen (zoals b.v. in het satanisme) of macht, genot, ras, voorouders, de staat, het geld, enz. "Gij kunt niet God dienen én de Mammon" zegt Jezus (Mt. 6, 24). Talloze martelaren zijn gestorven, omdat zij weigerden "het Beest" Vgl. Openb. 13-14 te aanbidden of zelfs de eredienst ervan voor te wenden. De afgodendienst verwerpt de unieke heerschappij van God; ze is dus onverenigbaar met de gemeenschap met God. Vgl. Gal. 5, 20
Vgl. Ef. 5, 5
Men moet alle vormen van
waarzeggerij verwerpen: een beroep doen op de Satan of op demonen, het oproepen van geesten van overledenen of andere praktijken, waarvan ten onrechte wordt aangenomen dat zij de toekomst "ontsluieren".
Vgl. Dt. 18, 10
Vgl. Jer. 29, 8
Het raadplegen van horoscopen, de astrologie, het handlezen, het verklaren van voortekens en van aanwijzingen van het lot, de fenomenen van helderziendheid, het gebruiken van mediums verraden alle het verlangen, macht te krijgen over de tijd, de geschiedenis en uiteindelijk over de mensen en eveneens een verlangen verborgen machten voor zich te winnen. Dit alles is in strijd met de eerbied en het respect, vermengd met liefdevolle vrees, die wij aan God alleen verschuldigd zijn.
Alle praktijken van
magie of
toverij, waardoor men ernaar streeft de occulte krachten te beheersen om ze aan zich dienstbaar te maken en een bovennatuurlijke macht te verkrijgen over zijn naaste -zelfs al was het om diens gezondheid te redden- zijn ernstig in strijd met de deugd van godsvrucht. Deze praktijken zijn nog meer te veroordelen, wanneer ze vergezeld gaan van de bedoeling schade te berokkenen aan de medemens of wanneer zij een beroep doen op de tussenkomst van boze geesten. Ook het dragen van amuletten is af te keuren. Het
spiritisme gaat vaak vergezeld van waarzeggerij of magie. Daarom waarschuwt de kerk de gelovigen om zich ervan te onthouden. Het gebruik van zogenaamde traditionele medicijnen wettigt noch het aanroepen van boze geesten noch het misbruiken van de lichtgelovigheid van sommige mensen.
God uitdagen houdt in: door woorden of daden, de goedheid van God of zijn almacht op de proef stellen. Zo wil de Satan Jezus ertoe verleiden dat Hij zich van de tempel naar beneden zou werpen en door deze daad God zou verplichten om in te grijpen
Vgl. Lc. 4, 9
Jezus plaatst daar het woord van God tegenover: "Gij zult de Heer uw God niet tarten" (
Dt. 6, 16). De uitdaging die in deze bekoring verborgen is, tast het respect en het vertrouwen aan, dat wij aan onze Schepper en Heer verschuldigd zijn. Dit houdt steeds een twijfelen in aan Gods liefde, zijn voorzienigheid en zijn macht.
Vgl. 1 Kor. 10, 9
Vgl. Ex. 17, 2-7
Vgl. Ps. 95, 9
Simonie kan men omschrijven als het kopen of verkopen van geestelijke goederen. Simon, de tovenaar, wilde de geestelijke macht kopen, die hij bij het optreden van de apostelen had vastgesteld; Petrus gaf hem ten antwoord: "Wees ten ondergang gedoemd, jij met je geld, omdat je gemeend hebt de gave Gods voor geld te kunnen krijgen" (
Hand. 8, 20). Zo sloot Petrus zich aan bij Jezus' uitspraak: "Voor niets hebt gij ontvangen, voor niets moet gij geven" (
Mt. 10, 8).
Vgl. Jes. 55, 1. reeds hier
Het is onmogelijk zich geestelijke goederen toe te eigenen en zo op te treden als ware men meester of bezitter ervan, aangezien zij hun oorsprong hebben in God. Men kan ze slechts om niet van Hem verkrijgen.