15 augustus 1997
De goddelijke deugden van geloof, hoop en liefde vormen en bezielen de zedelijke deugden. Zo brengt de liefde ons ertoe alles aan God te geven wat wij, als schepselen, Hem moeten geven. De deugd van godsvrucht stelt ons tot deze houding in staat.
De aanbidding is de eerste uiting van de deugd van godsvrucht. God aanbidden betekent: Hem als God, erkennen, als Schepper en als Verlosser, als Heer en Meester van al wat bestaat, als oneindige en barmhartige Liefde. "De Heer uw God zult gij aanbidden en Hem alleen dienen" (Lc. 4, 8), zegt Jezus met een beroep op het boek Deuteronomium (Dt. 6, 13).
God aanbidden betekent: in eerbied en volledige onderdanigheid erkennen "hoe nietig het schepsel is", want het bestaat enkel door God. God aanbidden betekent: Hem loven en prijzen en zichzelf vernederen, zoals Maria in haar lofzang, terwijl men met dankbaarheid erkent dat Hij grote dingen heeft gedaan en dat zijn naam heilig is. Vgl. Lc. 1, 46-49 De aanbidding van de ene God bevrijdt de mens van zelfgenoegzaamheid, van de slavernij van de zonde en van de verafgoding van de wereld.
Het is voor onze moeder, de Kerk, een reden tot vreugde, dat er in haar midden steeds vele mannen en vrouwen te vinden zijn die de ontlediging van de Verlosser van meer nabij navolgen en duidelijker voorhouden, door de armoede met de vrijheid van de kinderen van God te omhelzen en van hun eigen wil afstand te doen: zij onderwerpen zich namelijk omwille van God inzake volmaaktheid aan een mens in een mate die verder gaat dan het strikte gebod, om aan de gehoorzame Christus vollediger gelijkvormig te worden. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 42
In bepaalde gevallen kan de kerk, omwille van verantwoorde redenen, dispensatie van beloften en geloften verlenen. Vgl. Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 692.1196-1197