15 augustus 1997
De hoogste graad van deelname aan het gezag van Christus wordt verzekerd door het charisma van de onfeilbaarheid. Dit reikt even ver als het depositum van de goddelijke openbaring; Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 25 het strekt zich uit tot alle elementen van de leer, met inbegrip van de moraal, zonder welke de heilswaarheden van het geloof niet bewaard, verkondigd of toegepast kunnen worden. Congregatie voor de Geloofsleer, Verklaring ter bescherming van de Katholieke Leer over de Kerk tegen enkele hedendaagse dwalingen, Mysterium Ecclesiae (24 juni 1973), 3
De Wet van God, toevertrouwd aan de Kerk, wordt aan de gelovigen onderwezen als weg van leven en waarheid. De gelovigen hebben dus het recht Vgl. Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 213 onderricht te worden in de heilzame goddelijke voorschriften die het oordeel zuiveren en, met de genade, de verwonde menselijke rede genezen. Ze hebben de plicht de verordeningen en uitspraken van het wettige gezag van de Kerk na te leven. Zelfs als die van disciplinaire aard zijn, vragen deze bepalingen liefdevolle volgzaamheid.
In haar taak van onderricht en toepassing van de christelijke moraal heeft de kerk de toewijding van de herders, de wetenschap van de theologen, de bijdrage van alle Christenen en mensen van goede wil nodig. Het geloof en de praktijk van het Evangelie geven aan ieder een ervaring van "leven in Christus", die hem verlicht en hem in staat stelt de goddelijke en menselijke werkelijkheden te waarderen volgens de Geest van God. Vgl. 1 Kor. 2,10-15 Zo kan de Heilige Geest zich bedienen van de nederigsten om de geleerden en de hoogwaardigheidsbekleders te verlichten.
De bedieningen moeten uitgeoefend worden in een geest van broederlijke dienstbaarheid en toewijding aan de Kerk in naam van de Heer. Vgl. Rom. 12, 8.11 Tegelijk moet iedereen die zijn persoonlijke daden aan een moreel gewetensoordeel onderwerpt, oppassen dat hij zich niet opsluit in een individualistische opvatting van het geweten. Het geweten moet naar best vermogen openstaan voor het beschouwen van het heil van allen, zoals dit tot uitdrukking komt in de morele wet, de natuurlijke en de geopenbaarde, en dus ook in de wet van de Kerk. en in het gezagvolle onderricht van het leergezag over morele kwesties. Het is niet gepast het persoonlijk geweten en de rede tegenover de morele wet of het leergezag van de Kerk te stellen.
Zo kan even echte eerbiedige geest jegens de Kerk ontstaan bij de Christenen. Het is de normale uitbloei van de genade van het Doopsel die ons heeft verwekt in de schoot van de Kerk en ons tot ledematen van het lichaam van Christus gemaakt heeft. ln haar moederlijke zorgzaamheid schenkt de Kerk ons de barmhartigheid van God die al onze zonden overwint en die vooral werkzaam is in het Boetesacrament. Als een voorkomende moeder schenkt zij ons tevens in haar liturgie, iedere dag opnieuw, overvloedig het voedsel van het Woord en de Eucharistie van de Heer.