15 augustus 1997
Gij wordt geprezen in uw heiligen: als Gij hun verdiensten bekroont, bekroont Gij uw eigen gaven. MR, Prefatie 1 van de heiligen, waarin aangehaald de "leermeester van de genade", H. Augustinus, Ps. 102,7, vert. Altaarmissaal (NL) 662; Missaal voor de Weekdagen (B), 296Een gemeenschap of vereniging is voor het werk van één van haar leden een vergoeding verschuldigd . Het is deze verschuldigde vergoeding die in het algemeen met de term "verdienste" wordt aangeduid. Dit werk wordt dan gezien als een weldaad of een wandaad, waarvoor iemand een beloning of een straf verdient. De verdienste vloeit voort uit de deugd van rechtvaardigheid in overeenstemming met het gelijkheidsbeginsel dat haar leidt.
Aangezien de aanneming tot kinderen ons door genade deelachtig maakt aan de goddelijke natuur, kunnen wij - overeenkomstig de belangeloze gerechtigheid van God - echte verdienste verwerven. Dit is een recht door genade, het volle recht van de liefde, dat ons "mede-erfgenamen" maakt van Christus en waardig om de "beloofde erfenis van het eeuwig leven" Concilie van Trente, 6e Zitting - Decreet over de rechtvaardiging, Sessio VI - Decretum de iustificatione (13 jan 1547), 26. DS 1546 te verkrijgen. De verdiensten voor onze goede werken zijn gaven van de goddelijke goedheid. Vgl. Concilie van Trente, 6e Zitting - Decreet over de rechtvaardiging, Sessio VI - Decretum de iustificatione (13 jan 1547), 28. DS 1548 "De genade is voorafgegaan; nu geeft men wat verschuldigd is. (...) De verdiensten zijn gaven van God". H. Augustinus, Preken, Sermones. 298,4-5
Aangezien het initiatief in de orde van de genade bij God berust, kan niemand de eerste genade verdienen, die aan de oorsprong van de bekering, van de vergiffenis en van de rechtvaardiging ligt. Bewogen door de Heilige Geest en de liefde kunnen wij daarna - voor onszelf en voor anderen - de genaden verdienen, die nuttig zijn voor onze heiliging, voor de groei van de genade en de liefde, alsook voor het verkrijgen van het eeuwig leven. Zelfs tijdelijke goederen, zoals gezondheid en vriendschap, kunnen overeenkomstig Gods wijsheid verdiend worden. Deze genaden en goederen zijn voorwerp van het christelijk gebed. Dit voorziet in onze behoefte aan de genade voor de verdienstelijke daden.
Na de ballingschap van deze aarde hoop ik te genieten van U in het vaderland, maar ik wil geen verdiensten verzamelen voor de hemel, ik wil werken voor Uw liefde alleen (...). In de avond van dit leven zal ik voor U verschijnen met lege handen, want ik vraag U niet, Heer, mijn daden te tellen. Al onze gerechtigheden zijn nog besmet in uw ogen. Ik wil me dus bekleden met uw eigen gerechtigheid en van Uw liefde het eeuwig bezit van Uzelf ontvangen... H. Teresia van het Kind Jezus, Offr