
15 augustus 1997
"Leven in gemeenschap zou orde en vruchtbaarheid missen zonder de aanwezigheid van mensen met gezag bekleed, die het behoud van de instellingen waarborgen en die in voldoende mate zorgen voor het algemeen welzijn". H. Paus Johannes XXIII, Encycliek, Vrede op aarde, Pacem in Terris (11 apr 1963), 46
"Gezag" betekent die kwaliteit waardoor personen of instellingen wetten uitvaardigen en opdrachten geven aan mensen, van wie zij gehoorzaamheid verwachten.
Elke menselijke gemeenschap heeft een gezag nodig dat haar bestuurt. Vgl. Paus Leo XIII, Encycliek, Over de oorsprong van de burgerlijke macht, Diuturnum illud (29 juni 1881) Vgl. Paus Leo XIII, Encycliek, Het onvergankelijk werk van den barmhartigen God - Over de christelijke staatsinrichting, Immortale Dei (1 nov 1885) Het is geworteld in de menselijke natuur. Het is noodzakelijk voor de eenheid van "de staat". De rol van het gezag bestaat erin zoveel mogelijk het algemeen welzijn van de gemeenschap te verzekeren.
Het gezag dat door de morele orde vereist wordt, komt van God. "Ieder mens moet zich onderwerpen aan de gezagdragers die boven hem staan. Want er is geen ander gezag dan dat van God. Ook het bestaande gezag is door God ingesteld. Wie zich dus verzet tegen het gezag, verzet zich tegen Gods verordening, en wie dit doen, roepen een vonnis over zich af" (Rom. 13, 1-2).