15 augustus 1997
De zaligsprekingen beantwoorden aan het natuurlijk verlangen naar geluk. Dit verlangen is van goddelijke oorsprong; God heeft het in het hart van de mens gelegd om het mensenhart naar Zich te trekken, want Hij is de enige, die in staat is om het te vervullen:
Wij willen zeker allen gelukkig leven, en in het mensengeslacht is er niemand die niet zou instemmen met deze stelling, zelfs niet voordat ze helemaal uitgesproken is. H. Augustinus, De levenswijze van de katholieke kerk en over die van de manicheeërs, De moribus ecclesiae catholicae et de moribus Manicheorum. 1,3-4
Op welke wijze zoek ik dus naar u, Heer? Want wanneer ik naar u, mijn God, zoek dan zoek ik het gelukkige leven. Ik wil U zoeken om te maken dat mijn ziel leeft; want mijn lichaam leeft van mijn ziel, mijn ziel van u. H. Augustinus, Belijdenissen, Confessiones. 10,20.29 (vert. Wijdeveld 309)
Alleen God verzadigt. H. Thomas van Aquino, In Symb. Apostolorum Expositio. 15
De zaligsprekingen leggen het doel van het menselijk bestaan bloot, het uiteindelijk doel van de menselijke daden: God roept ons tot zijn eigen zaligheid. Die roeping richt zich tot elk persoonlijk, maar ook tot de gehele Kerk, het nieuwe volk van hen die de belofte hebben aanvaard en erin leven in geloof.