15 augustus 1997
CATECHISMUS VAN DE KATHOLIEKE KERK | |||
► | HET LEVEN IN CHRISTUS |
"Christen, erken uw waardigheid. Aangezien u nu deel hebt aan de goddelijke natuur, onteer u niet door terug te keren naar de aftakeling van uw vroeger leven. Roep u in herinnering tot welk Hoofd u behoort en van welk Lichaam u lid bent. Herinner u dat u ontrukt bent aan de macht van de duisternis om te worden overgebracht naar het licht en het Koninkrijk van God". H. Paus Leo I de Grote, Sermones. 21,2-3
Het Symbolum van het geloof heeft de grootheid beleden van de weldaden van God voor de mens in het werk van zijn schepping en meer nog door de verlossing en heiligmaking. Wat het geloof belijdt, verlenen de sacramenten: door "de sacramenten waardoor zij zijn wedergeboren" zijn de christenen tot "kinderen van God" (Joh. 1, 12)(1 Joh. 3, 1) geworden en "krijgen zij deel aan Gods eigen wezen" (2 Pt. 1, 4). Doordat zij gelovig hun nieuwe waardigheid erkennen, zijn de christenen geroepen voortaan een "leven te leiden dat het evangelie van Christus waardig is" (Fil. 1, 27). Door de sacramenten en het gebed ontvangen zij de genade van Christus en de gaven van zijn Geest, die hen hiertoe in staat stellen.
Christus Jezus heeft altijd gedaan wat de Vader behaagde. Vgl. Joh. 8, 29 Hij heeft steeds geleefd in volmaakte gemeenschap met Hem. Ook zijn leerlingen worden uitgenodigd om te leven onder het oog van de Vader "die in het verborgene ziet", Vgl. Mt. 6, 6 om volmaakt te worden, zoals de "Vader in de hemel volmaakt is" (Mt. 5, 47).
Aangezien de christenen bij Christus Zijn ingelijfd door het doopsel, Vgl. Rom. 6, 5 zijn zij "dood voor de zonde en levend voor God in Christus Jezus" (Rom. 6, 11). Op deze wijze nemen zij deel aan het leven van de Verrezene. Vgl. Kol. 2, 12 In navolging van Christus en in vereniging met Hem, Vgl. Joh. 15, 5 kunnen de christenen "navolgers van God" zijn "zoals geliefde kinderen past" en "een leven van liefde leiden" (Ef. 5, 1), door hun gedachten, woorden en werken in overeenstemming te brengen met "de gezindheid die ook Christus Jezus bezielde" (Fil. 2, 5) en door zijn voorbeeld na te volgen. Vgl. Joh. 13, 12-16
"Gerechtvaardigd in de naam van de Heer Jezus Christus en door de Geest van onze God" (1 Kor. 6, 11) en "geheiligd in Christus Jezus, tot een heilig leven bestemd" (1 Kor. 1, 2), zijn de christenen "een tempel van de Heilige Geest " geworden. Vgl. 1 Kor. 6, 19 Deze "Geest van de Zoon" leert hun te bidden tot de Vader Vgl. Gal. 4, 6 en, doordat Hij hun leven geworden is, laat Hij hen ook leven volgens de Geest Vgl. Gal. 5, 25 om "de vrucht van de Geest" (Gal. 5, 22) voort te brengen door een werkdadige liefde. De Heilige Geest geneest de wonden van de zonde en vernieuwt ons innerlijk door een geestelijke herschepping Vgl. Ef. 4, 23 , Hij verlicht en versterkt ons om te leven als "kinderen van het licht" (Ef. 5, 8) door "goedheid, gerechtigheid en waarheid" in alles (Ef. 5, 9).
De weg van Christus "leidt tot het leven", een weg die daarmee in strijd is "voert tot de ondergang" (Mt. 7, 13). Vgl. Deut. 30, 15-20 De parabel uit het Evangelie over de twee wegen blijft voortdurend aanwezig in de catechese van de Kerk. Hij duidt op het belang van de zedelijke beslissingen voor ons heil. "Twee wegen zijn er, een tot het leven en een tot de dood, maar er is veel verschil tussen de beide wegen". Apostolische Vader, Onderwijs van de Twaalf Apostelen, Didachè. 1,1
Het is van belang in de catechese, in volle helderheid, de vreugde en de vereisten van de weg van Christus te doen kennen. Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Postsynodale Apostolische Exhortatie, Catechese geven in onze tijd, Catechesi Tradendae (16 okt 1979), 29 De catechese van het "nieuwe leven" (Rom. 6, 4) in Hem zal omvatten:
Het eerste en het laatste oriëntatiepunt van deze catechese zal altijd Jezus Christus zelf zijn, die "de weg, de waarheid en het leven" (Joh. 14, 6) is. Door in geloof naar Hem te kijken kunnen zij die in Christus geloven, hopen dat Hijzelf in hen zijn beloften tot vervulling brengt en dat zij door Hem te beminnen met de liefde waarmee Hij hen heeft liefgehad, in staat zijn de werken te volbrengen die overeenstemmen met hun waardigheid:
Ik vraag u te bedenken dat onze Heer Jezus Christus waarlijk uw hoofd is en dat u een van zijn ledematen bent. Hij is voor u wat het hoofd is voor de ledematen: alles wat van Hem is, is van u: zijn geest, zijn hart, zijn lichaam, de ziel en alle vermogens. U dient ze te gebruiken alsof ze van uzelf zijn, opdat u door Hem te dienen, Hem looft, bemint en verheerlijkt. U bent echter ook voor Hem wat het lidmaat voor het hoofd is; daarom verlangt Hij vurig van al uw vermogens gebruik te maken alsof ze van Hem zijn, om de Vader te dienen en te verheerlijken. H. Johannes Eudes, Tractatus de admirabili corde Jesu. 1,5, vert. Getijdenboek Lect. II,6,247Voor mij is leven Christus (Fil. 1, 21).