15 augustus 1997
"Alleen een gedoopte man ontvangt geldig de heilige wijding". Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 1024 De Heer Jezus heeft mannen uitgekozen om het college van de twaalf apostelen te vormen, Vgl. Mc. 3, 14-19 Vgl. Lc. 6, 12-16 en de apostelen hebben op dezelfde wijze gehandeld, toen ze medewerkers uitkozen Vgl. 1 Tim. 3, 1-13 Vgl. 2 Tim. 1, 6 Vgl. Tit. 1, 5-9 die hen in hun taak zouden opvolgen. H. Paus Clemens Romanus, Aan de Korintiërs, I Clemens - Ad Corinthios. 42,4; 44,3, vert. uit Gr. Het college van bisschoppen, met wie de priesters in hun priesterschap verenigd zijn, stelt tot de wederkomst van Christus het college van de twaalf tegenwoordig en actualiseert het. De Kerk erkent dat zij gebonden is door de keuze van de Heer zelf. Daarom is de wijding van vrouwen niet mogelijk. Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Apostolische Brief, Over de waardigheid en de roeping van de vrouw, Mulieris Dignitatem (15 aug 1988), 26-27 Vgl. Congregatie voor de Geloofsleer, Verklaring aangaande de vraag over het toelaten van vrouwen tot het ambtelijk priesterschap, Inter Insigniores (15 okt 1976)
Niemand kan rechten laten gelden om het Wijdingssacrament te ontvangen. Niemand kan zich inderdaad deze taak aanmatigen. Men wordt ertoe geroepen door God. Vgl. Heb. 5, 4 Hij die meent de tekenen van een roeping door God tot het gewijde ambt te onderkennen, moet in alle nederigheid zijn verlangen voorleggen aan het gezag van de Kerk, waaraan de verantwoordelijkheid en het recht toekomt iemand te roepen de wijding te ontvangen. Zoals elke genadegave kan ook dit Sacrament slechts als een onverdiende gave ontvangen worden.
Behalve de permanente diakens worden alle gewijde bedienaars van de Latijnse Kerk gewoonlijk gekozen onder gelovige mannen die celibatair leven en de wil hebben het celibaat te onderhouden "omwille van het rijk der hemelen" (Mt. 19, 12). Geroepen om zich onverdeeld te wijden aan de Heer en aan "zijn zaak", Vgl. 1 Kor. 7, 32 geven zij zich geheel aan God en de mensen. Het celibaat is een teken van dit nieuwe leven waaraan de bedienaar van de Kerk zich wijdt; met een blij hart aanvaard, straalt het de boodschap van het rijk Gods uit. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over het leven en dienst van de priester, Presbyterorum Ordinis (7 dec 1965), 16
Sinds eeuwen is in de Oosterse Kerken een andere discipline van kracht: terwijl bisschoppen enkel onder celibatairen gekozen worden, kunnen daar gehuwde mannen wel tot diaken of priester gewijd worden. Deze praktijk wordt sinds lang als wettig beschouwd; deze priesters oefenen een vruchtbaar dienstwerk uit in hun gemeenschappen. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over het leven en dienst van de priester, Presbyterorum Ordinis (7 dec 1965), 16 Het priestercelibaat wordt overigens in de Oosterse Kerken hoog in ere gehouden en de priesters die er vrij voor gekozen hebben omwille van het rijk der hemelen, zijn talrijk. Zowel in het Oosten als in het Westen mag hij die het Wijdingssacrament ontvangen heeft, niet meer trouwen.