
15 augustus 1997
De zonde is allereerst een belediging van God, het verbreken van de gemeenschap met Hem. Zonde tast bovendien de gemeenschap met de Kerk aan. Daarom leidt bekering zowel tot Gods vergeving als tot verzoening met de Kerk, wat door het sacrament van de Boete en Verzoening liturgisch uitgedrukt en verwezenlijkt wordt. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 11
God alleen vergeeft zonden. Vgl. Mc. 2, 7 Aangezien Jezus de Zoon van God is, zegt Hij over zichzelf: "De Mensenzoon heeft de macht op aarde zonden te vergeven" (Mc. 2, 10) en Hij oefent deze macht ook uit: "Uw zonden zijn u vergeven!" (Mc. 2, 5) Vgl. Lc. 7, 48 . Zelfs nog meer: krachtens zijn goddelijk gezag geeft Hij deze macht aan de mensen, Vgl. Joh. 20, 21-23 opdat zij die uitoefenen in zijn naam.
Christus wilde dat heel zijn Kerk, in haar gebed, haar leven en haar handelen, teken en instrument zou zijn van de vergeving en de verzoening, die Hij voor ons met de prijs van zijn bloed verworven heeft. Hij heeft echter de uitoefening van de macht om te vergeven aan het apostolisch ambt toevertrouwd. Dit ambt is belast met "de dienst van de verzoening" (2 Kor. 5, 18). De apostel wordt gezonden "in naam van Christus", en "het is God zelf" die door middel van hem oproept en smeekt: "Laat u met God verzoenen" (2 Kor. 5, 20).
Tijdens zijn openbaar leven heeft Jezus niet alleen de zonden vergeven, Hij heeft ook de vrucht van deze vergeving laten zien: Hij heeft de verzoende zondaars weer opgenomen in de gemeenschap van het Volk van God, waaruit de zonde hen verwijderd en zelfs uitgesloten had. Het feit dat Jezus zondaars bij zich aan tafel toelaat en, duidelijker nog, dat Hij zich bij hen aan tafel aansluit, is een schitterend teken daarvan. Op indrukwekkende wijze brengt Hij hiermee zowel Gods vergeving Vgl. Lc. 15 als hun terugkeer in de kring van het Volk van God Vgl. Lc. 19, 9 tot uitdrukking.
Wanneer de Heer de apostelen laat delen in zijn macht zonden te vergeven, geeft Hij hun ook het gezag de zondaars met de Kerk te verzoenen. Deze kerkelijke dimensie van hun taak wordt met name uitgedrukt door de plechtige woorden die Christus tot Simon Petrus richt: "Ik zal u de sleutels geven van het rijk der hemelen en wat gij zult binden op aarde, zal ook in de hemel gebonden zijn en wat gij zult ontbinden op aarde, zal ook in de hemel ontbonden zijn" (Mt. 16, 19). "Het staat vast dat de macht om te binden en te ontbinden, die aan Petrus geschonken werd, ook is gegeven aan het college van de apostelen, dat met zijn hoofd verenigd is Vgl. Mt. 18, 18 Vgl. Mt. 28, 16-20 ". 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 22. vert. uit Lat.
De woorden binden en ontbinden betekenen: wie gij uit uw gemeenschap uitsluit, zal ook uit de gemeenschap met God uitgesloten worden; wie gij opnieuw in uw gemeenschap opneemt, zal ook God weer bij zich opnemen. De verzoening met de Kerk is niet te scheiden van de verzoening met God.
Christus heeft het Boetesacrament ingesteld ten behoeve van alle zondige leden van zijn Kerk, allereerst voor hen die na het Doopsel zwaar gezondigd hebben en die zo de doopgenade verloren en de kerkelijke gemeenschap geschaad hebben. Het Boetesacrament biedt hun een nieuwe gelegenheid om zich te bekeren en de genade van de rechtvaardiging terug te vinden. De Kerkvaders stellen dit Sacrament voor als "de tweede redplank {van het heil} na de schipbreuk, het verlies van de genade". Tertullianus, De Paenitentia. 4,2 Vgl. Concilie van Trente, 6e Zitting - Decreet over de rechtvaardiging, Sessio VI - Decretum de iustificatione (13 jan 1547), 22. vert. uit Lat.
In de loop der eeuwen heeft de concrete vorm waarin de Kerk deze macht, ontvangen van de Heer, heeft uitgeoefend veel variaties gekend. Gedurende de eerste eeuwen was de verzoening van de Christenen die na hun Doopsel bijzonder zware zonden bedreven hadden (bijvoorbeeld afgoderij, moord of overspel), aan een zeer strenge tucht gebonden. De boetelingen moesten vaak jarenlang in het openbaar boete doen voor hun zonden alvorens verzoend te worden. Tot deze "orde der boetelingen" (die slechts bepaalde zware zonden betrof werd iemand slechts zelden toegelaten, in bepaalde streken slechts eenmaal in zijn hele leven. Gedurende de zevende eeuw brachten de Ierse missionarissen, geïnspireerd door de monastieke traditie uit het Oosten, de "privé"-praktijk van de boete naar het vasteland van Europa mee. Er werd niet meer geëist, publiek en langdurig boete te doen alvorens met de Kerk verzoend te worden. Het Sacrament vindt voortaan op een meer besloten wijze plaats tussen de boeteling en de priester. Deze nieuwe praktijk, voorzag in de mogelijkheid dat het Sacrament herhaald werd en opende zo de weg voor een regelmatig ontvangen ervan. De mogelijkheid ontstond dat in één enkele sacramentele viering zowel de zware als de dagelijkse zonden vergeven werden. Dit is in grote lijnen de vorm van boete die de Kerk tot op de dag van vandaag kent.
Bij alle veranderingen die de kerkorde en de viering van dit Sacrament in de loop der eeuwen gekend hebben, onderscheidt men dezelfde fundamentele structuur. Zij bevat twee even wezenlijke elementen: enerzijds wat de mens doet die zich bekeert onder invloed van de Heilige Geest, namelijk het berouw, de belijdenis en de voldoening; anderzijds wat God doet door tussenkomst van de Kerk. De Kerk die door de bisschop en zijn priesters in naam van Jezus Christus de vergeving van de zonden schenkt en de wijze van voldoening vastlegt, bidt ook voor de zondaar en doet samen met hem boete. Zo wordt de zondaar genezen en weer opgenomen in de kerkelijke gemeenschap.
De absolutieformule die in de Latijnse kerk gebruikt wordt, brengt de wezenlijke elementen van dit Sacrament tot uitdrukking: de barmhartige Vader is de bron van alle vergeving. Hij verwezenlijkt de verzoening van de zondaars door het Paasmysterie van zijn Zoon en de gave van zijn Geest door middel van het gebed en het dienstwerk van de Kerk:
God, de barmhartige Vader, heeft de wereld met zich verzoend door de dood en de verrijzenis van zijn Zoon en de Heilige Geest uitgestort tot vergeving van de zonden; Hij schenke u door het dienstwerk van de Kerk vrijspraak en vrede. En ik ontsla u van uw zonden in de naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest. Congregatie voor de Riten, Ordo van het Sacrament van Boete en Verzoening, Ordo Paenitentiae (2 dec 1973). 46.55