15 augustus 1997
Jezus zegt: "Ik ben het levende brood dat uit de hemel is neergedaald. Als iemand van dit brood eet, zal hij leven in eeuwigheid (...). Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt, heeft eeuwig leven (...), hij blijft in Mij en Ik in hem" (Joh. 6, 51.54.56).
De Eucharistie is het hart en het hoogtepunt van het leven van de Kerk, want in haar doet Christus zijn Kerk en al haar ledematen delen in zijn offer van lofprijzing en dankzegging dat Hij eens en voor altijd op het kruis aan zijn Vader heeft opgedragen; door dit offer stort Hij zijn heilsgaven uit over zijn lichaam dat de Kerk is.
De Eucharistieviering bestaat steeds uit: de verkondiging van het woord van God, de dankzegging aan God de Vader voor al zijn weldaden, vooral voor de gave van zijn Zoon, de consecratie van het brood en de wijn en de deelname aan het liturgisch gastmaal door het ontvangen van het Lichaam en het Bloed van de Heer. Deze elementen vormen één en dezelfde daad van eredienst.
De Eucharistie is de gedachtenis van het Pasen van Christus: dit wil zeggen van het heilswerk dat voltrokken werd door het leven, de dood en de verrijzenis van Christus, een werk dat tegenwoordig gesteld wordt door de liturgische handeling.
Het is Christus zelf, eeuwige hogepriester van het Nieuwe Verbond, die door het dienstwerk van de priesters het eucharistisch offer opdraagt. En het is ook dezelfde Christus die de offergave is van het eucharistisch offer, werkelijk tegenwoordig onder de gedaanten van brood en wijn.
Slechts de priesters die geldig gewijd zijn, kunnen de Eucharistie voorzitten en het brood en de wijn consacreren, opdat deze het Lichaam en Bloed van de Heer worden.
De wezenlijke tekenen van het Sacrament van de Eucharistie zijn brood van tarwemeel en druivenwijn, waarover de zegen van de heilige Geest wordt afgeroepen en waarover de priester de woorden van de consecratie uitspreekt die Jezus sprak tijdens het laatste avondmaal: "Dit is Mijn lichaam, dat voor u gegeven wordt. (...) Dit is de beker van Mijn Bloed..."
Door de consecratie geschiedt de transsubstantiatie van het brood en de wijn in het Lichaam en het Bloed van Christus. Onder de geconsacreerde gedaanten van brood en wijn is de levende en verheerlijkte Christus zelf aanwezig op waarachtige, werkelijke en wezenlijke wijze, Zijn lichaam en Zijn bloed, met Zijn ziel en Zijn godheid. Vgl. Concilie van Trente, 13e Zitting - Decreet over het Sacrament van de Eucharistie, Sessio XIII - Decretum de SS. Eucharistia (11 okt 1551), 6.17
De Eucharistie als offer wordt ook opgedragen als eerherstel voor de zonden van de levenden en de doden, en om van God geestelijke of tijdelijke gunsten te verkrijgen.
Wie in de eucharistische Communie Christus wil ontvangen, moet in staat van genade zijn. Wie zich van een doodzonde bewust is, mag niet tot de Eucharistie naderen zonder eerst de absolutie ontvangen te hebben in het Sacrament van de Boete.
De heilige Communie van Christus' lichaam en bloed verenigt degene die de heilige Communie ontvangt nauwer met de Heer, ontslaat hem van dagelijkse zonden en behoedt hem voor zware zonden. Omdat de banden van liefde tussen degene die heeft gecommuniceerd en Christus versterkt worden, versterkt het ontvangen van dit Sacrament de eenheid van de Kerk, het mystiek lichaam van Christus.
De Kerk beveelt de gelovigen ten zeerste aan, wanneer zij deelnemen aan de eucharistieviering, de heilige Communie te ontvangen; minstens eenmaal per jaar zijn zij ertoe verplicht.
Omdat Christus zelf in het Sacrament van het altaar aanwezig is, moeten wij Hem met een eredienst van aanbidding eren. "Het bezoek aan het allerheiligste Sacrament is een bewijs van dankbaarheid, een teken van liefde en een plicht van aanbidding jegens Christus onze Heer". H. Paus Paulus VI, Encycliek, Over de leer en de verering van de Heilige Eucharistie, Mysterium Fidei (3 sept 1965), 66. vert. uit Lat.
Nu Christus van deze wereld is overgegaan naar de Vader, geeft Hij ons in de Eucharistie het onderpand van de heerlijkheid die wij bij Hem zullen genieten: de deelname aan het heilig offer vereenzelvigt ons met zijn hart, ondersteunt onze krachten op onze aardse pelgrimstocht, doet ons verlangen naar het eeuwig leven en verenigt ons nu reeds met de Kerk in de hemel, met de heilige Maagd Maria en met alle heiligen.