• Database vol kerkelijke documenten
  • Geloofsverdieping
  • Volledig in het Nederlands
  • Beheerd door vrijwilligers

Zoeken in kerkelijke documenten en berichten

x

Vanaf het allereerste begin vieren de Christenen de Eucharistie in een vorm die, in de loop der tijden en door de verscheidene liturgieën heen, niet wezenlijk veranderd is. Dit komt doordat wij ons gebonden weten door het gebod dat de Heer ons op de avond vóór zijn lijden gegeven heeft: "Doet dit tot gedachtenis aan Mij" (1 Kor. 11, 24-25).

Dit gebod van de Heer onderhouden wij door de gedachtenis van zijn offer te vieren. Hierdoor dragen wij aan de Vader op wat Hijzelf ons gegeven heeft: de gaven van zijn schepping, brood en wijn, die door de macht van de Heilige Geest en door de woorden van Christus, lichaam en bloed van Christus geworden zijn: zodoende is Christus werkelijk en op mysterievolle wijze tegenwoordig gesteld.

Men moet dus de Eucharistie beschouwen:

  • als dankzegging aan en lofprijzing van de Vader;
  • als gedachtenis van het offer van Christus en van zijn lichaam, de Kerk;
  • als tegenwoordigheid van Christus door de macht van zijn woord en van zijn Geest.
De dankzegging en lofprijzing van de Vader

De Eucharistie, sacrament van ons heil dat Christus op het kruis heeft bewerkt, is ook een offer van lof als dank voor het werk van de schepping. In het eucharistisch offer wordt heel de schepping, die door God bemind wordt, aan de Vader opgedragen door de dood en de verrijzenis van Christus. Door Christus kan de Kerk het offer van lofprijzing opdragen als dank voor al het goede, het schone en het rechtvaardige dat God in de schepping en in de mensheid tot stand heeft gebracht.

De Eucharistie is een dankoffer aan de Vader, zij is een zegening waardoor de Kerk haar erkentelijkheid uitdrukt jegens God voor al zijn weldaden, voor alles wat Hij bewerkt heeft door de schepping, de verlossing en de heiliging. Eucharistie betekent allereerst "dankzegging".

De Eucharistie is ook het offer van lofprijzing, waardoor de kerk in naam van heel de schepping Gods heerlijkheid bezingt. Dit offer van lofprijzing is slechts mogelijk door Christus: Hij verenigt de gelovigen met zijn persoon, met zijn lofprijzing en zijn smeekgebed, zodat het offer van lofprijzing aan de Vader wordt opgedragen door Hem en met Hem om in Hem aangenomen te worden.

De gedachtenis van het offer van Christus en van zijn lichaam, de Kerk

De Eucharistie is de gedachtenis van het Pasen van Christus, waarin het ene offer van Christus tegenwoordig gesteld wordt en op sacramentele wijze wordt opgedragen in de liturgie van de Kerk die zijn lichaam is. In alle eucharistische gebeden vinden we na de instellingswoorden een gebed dat anamnese of gedachtenis genoemd wordt.

De heilige Schrift vat gedachtenis niet alleen op als de herinnering aan de gebeurtenissen uit het verleden, maar ook als de verkondiging van de wonderdaden die God voor de mensen verricht heeft. Vgl. Ex. 13, 3 In de liturgische viering worden deze gebeurtenissen in zekere zin tegenwoordig gesteld en geactualiseerd. Aldus verstaat Israël zijn bevrijding uit Egypte: telkens wanneer het paasfeest gevierd wordt, worden de gelovigen weer aan de gebeurtenissen van de uittocht herinnerd, opdat zij ernaar gaan leven.

De gedachtenis krijgt in het Nieuwe Testament een nieuwe betekenis. Wanneer de kerk de eucharistie viert, gedenkt zij het Pasen van Christus dat tegenwoordig gesteld wordt: het offer dat Christus eens en voor altijd op het kruis gebracht heeft, blijft een altijd levende werkelijkheid: Vgl. Heb. 7, 25-27 "Telkens wanneer wij het kruisoffer, waardoor ons paaslam Christus is geslacht, op het altaar vieren, wordt het werk van onze verlossing voltrokken". 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 3. vert. uit Lat.

Omdat zij de gedachtenis is van het paasmysterie van Christus, is de Eucharistie ook een offer. Het offerkarakter van de Eucharistie komt in de instellingswoorden zelf tot uiting: "Dit is mijn lichaam dat voor u gegeven wordt" en "Deze beker is het Nieuwe Verbond in mijn bloed, dat voor u wordt vergoten" (Lc. 22, 19-20). In de Eucharistie geeft Christus hetzelfde lichaam dat Hij voor ons op het kruis gegeven heeft, hetzelfde bloed dat "voor velen vergoten wordt tot vergeving van zonden" (Mt. 26, 28).

De Eucharistie is dus een offer, omdat zij het kruisoffer tegenwoordig stelt, omdat zij er de gedachtenis van is en er de vruchten van toepast:

(Christus), onze God en Heer, heeft zich eens voor altijd aan God de Vader opgedragen door voor ons te sterven op het altaar van het kruis, om voor hen (de mensen) eeuwige verlossing te bewerken. Daar echter zijn dood niet het einde van zijn priesterschap mocht betekenen (Heb. 7, 24.27), wilde Hij tijdens het laatste avondmaal, "in de nacht waarin Hij werd overgeleverd" (1 Kor. 11, 23), aan de Kerk, zijn geliefde bruid, een zichtbaar (zoals de menselijke natuur het vereist) offer nalaten. Hierdoor wordt het bloedige offer, dat Hij eens en voor goed op het kruis moest brengen, tegenwoordig gesteld, blijft de gedachtenis ervan tot aan het einde van de tijden bewaard en wordt de heilzame werking ervan toegepast op de vergeving van de zonden, die wij dagelijks begaan. Concilie van Trente, 22e Zitting - Over het allerheiligst Misoffer, Sessio XXII - Doctrina de sanctissimo Missae sacrificio (17 sept 1562), 3. vert. uit Lat.

Het offer van Christus vormt met het offer van de eucharistie één enkel offer: "De offergave is een en dezelfde: door het priesterlijk dienstwerk offert nu dezelfde die eertijds aan het kruis zichzelf ten offer opdroeg; alleen de wijze van offeren is verschillend" Concilie van Trente, 22e Zitting - Over het allerheiligst Misoffer, Sessio XXII - Doctrina de sanctissimo Missae sacrificio (17 sept 1562), 6: "En omdat in dit goddelijk offer dat tijdens de Mis voltrokken wordt, is dezelfde Christus, die zichzelf eenmaal op het altaar van het kruis op bloedige wijze offerde, aanwezig en wordt Hij op onbloedige wijze geofferd". Concilie van Trente, 22e Zitting - Over het allerheiligst Misoffer, Sessio XXII - Doctrina de sanctissimo Missae sacrificio (17 sept 1562), 6

De Eucharistie is ook het offer van de Kerk. De Kerk is het lichaam van Christus en heeft deel aan de offerande van haar hoofd. Met Hem wordt zijzelf geheel geofferd. Zij verenigt zich met zijn voorbede bij de Vader voor alle mensen. In de Eucharistie wordt het offer van Christus ook het offer van de ledematen van zijn lichaam. Het leven van de gelovigen, hun lofprijzing, hun lijden, hun gebed, hun werk, worden verenigd met die van Christus en met zijn totale offerande. Zij krijgen op deze wijze een nieuwe waarde. Het offer van Christus, tegenwoordig gesteld op het altaar, geeft aan alle generaties van Christenen de mogelijkheid zich met zijn offerande te verenigen.

In de catacomben wordt de Kerk vaak voorgesteld als een biddende vrouw, de armen wijd uitgestrekt in de orantehouding. Zoals Christus die zijn armen op het kruis heeft uitgestrekt, offert zij zich door Hem, met Hem en in Hem en spreekt zij voor alle mensen ten beste.

Heel de Kerk is verenigd met de offerande en de voorbede van Christus. De Paus, belast met het ambt van Petrus in de kerk, is betrokken bij elke eucharistieviering, waarin hij genoemd wordt als teken en dienaar van de eenheid van de universele Kerk. De plaatselijke bisschop is altijd verantwoordelijk voor de Eucharistie, zelfs wanneer een priester celebreert; zijn naam wordt erin uitgesproken om aan te duiden dat hij het hoofd is van de particuliere kerk, te midden van de priesters en met de steun van de diakens. De gemeenschap spreekt ook ten beste voor alle bedienaars die voor en met haar het eucharistisch offer opdragen:

Enkel die Eucharistie moet als wettig beschouwd worden, die gevierd wordt met als celebrant de bisschop of degene die hij met deze taak belast heeft. H. Ignatius van Antiochië, Brief aan de Christenen van Smyrna, Epistula ad Smyrnaeos. 8,1, vert. uit Gr.

Door de bediening van de priesters wordt het geestelijk offer van de gelovigen tot voltooiing gebracht in vereniging met het offer van Christus, de enige middelaar, dat door handen van de priesters, in naam van heel de Kerk, in de Eucharistie op onbloedige en sacramentele wijze wordt opgedragen, totdat de Heer zelf wederkomt. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over het leven en dienst van de priester, Presbyterorum Ordinis (7 dec 1965), 2. vert. uit Lat.

Met de offerande van Christus verenigen zich niet enkel de leden die nog hier beneden zijn, maar ook zij die reeds in de heerlijkheid van de hemel verblijven: in gemeenschap met de allerheiligste Maagd Maria en tot gedachtenis aan haar en aan alle heiligen draagt de Kerk het eucharistisch offer op. In de Eucharistie staat de Kerk met Maria als het ware aan de voet van het kruis, verenigd met de offerande en de voorbede van Christus.

Het eucharistisch offer wordt ook opgedragen voor alle overleden gelovigen "die in Christus gestorven en nog niet geheel gezuiverd zijn", Concilie van Trente, 22e Zitting - Over het allerheiligst Misoffer, Sessio XXII - Doctrina de sanctissimo Missae sacrificio (17 sept 1562), 6. vert. uit Lat. opdat zij het licht en de vrede van Christus kunnen binnentreden:

Begraaft gij dit lichaam waar het u uitkomt; laat de zorg daarover u niet hinderen. Eén ding vraag ik u slechts: dat gij aan het altaar van de Heer mij gedachtig zijt, waar gij ook zijn zult. H. Augustinus, Belijdenissen, Confessiones. 9,11,27 (vert. ontleend aan G. Wijdeveld); De H. Monica voor haar dood tot de H. Augustinus en haar broer.

Dan bidden wij (in de anafora) ook voor onze overleden heilige vaders en bisschoppen en voor allen zonder onderscheid die ons zijn voorgegaan in de dood, in het vertrouwen dat de zielen voor wie deze bede wordt opgedragen, terwijl daar het heilige en ontzagwekkende offer voor ons ligt, er in hoge mate baat bij mogen vinden. (...) Terwijl wij God bidden voor de overledenen, ook al waren zij zondaars, (...) bieden wij Christus aan, die voor onze zonden is geslacht. En zo verzoenen wij de goede God met hen en met onszelf. H. Cyrillus van Jeruzalem, Tweede mystagogische catechese, Catecheses Mystagogicae. 5,9.10 (vert. ontleend aan C. Beukers 1964)

Op schitterende wijze heeft de heilige Augustinus deze leer samengevat, die ons aanspoort tot een steeds vollediger deelname aan het offer van onze Verlosser, dat wij in de Eucharistie vieren:

De gehele vrijgekochte stad, dat wil zeggen de verzamelde gemeenschap van de heiligen, wordt aan God als een alomvattend offer aangeboden door de hogepriester die ook zichzelf voor ons heeft geofferd in zijn lijden, waardoor wij het lichaam konden zijn van een zo verheven hoofd. (...) Dit is het offer van de Christenen: "Zij vormen allen tezamen in Christus één lichaam" (Rom. 12, 5). Dat viert de Kerk ook steeds weer in het aan de gelovigen welbekende sacrament van het altaar: daar wordt haar getoond dat zijzelf wordt geofferd in datgene wat zij offert. H. Augustinus, Over de Stad Gods, De Civitate Dei. 10,6 (vert. ontleend aan G. Wijdeveld 1983)
De aanwezigheid van Christus door de kracht van zijn woord en van de Heilige Geest

"Christus Jezus, die gestorven is, die is opgewekt en die, gezeten aan Gods rechterhand, onze zaak bepleit" (Rom. 8, 34), is op verscheidene wijzen bij zijn Kerk aanwezig: Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 48 in zijn woord, in het gebed van zijn Kerk, "daar waar er twee of drie verenigd zijn in mijn naam" (Mt. 18, 20), in de armen, de zieken, de gevangenen (Mt. 25, 31-46), in de Sacramenten waarvan Hij de bewerker is, in het misoffer en in de persoon van de bedienaar. Hij is echter "heel bijzonder" aanwezig "onder de eucharistische Gedaanten". 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de heilige liturgie, Sacrosanctum Concilium (4 dec 1963), 7. (vgl. Getijdenboek Lect. II,4,76), vert. uit Lat.

De wijze waarop Christus onder de eucharistische gedaanten aanwezig is, is uniek. Hierdoor wordt de Eucharistie boven alle Sacramenten uitgetild en wordt zij "als het ware de voltooiing van het geestelijk leven en het doel waarop alle sacramenten gericht zijn". H. Thomas van Aquino, Summa Theologiae. III,73,3, vert. uit Lat. In het allerheiligste Sacrament van de Eucharistie zijn "het lichaam en bloed van onze Heer Jezus Christus samen met zijn ziel en zijn godheid, en bijgevolg de gehele Christus, waarachtig, werkelijk en wezenlijk tegenwoordig". Concilie van Trente, 13e Zitting - Decreet over het Sacrament van de Eucharistie, Sessio XIII - Decretum de SS. Eucharistia (11 okt 1551), 17. vert. uit Lat. "Deze tegenwoordigheid wordt 'werkelijk' genoemd, niet bij wijze van uitsluiting, alsof de andere vormen van tegenwoordigheid niet 'werkelijk' waren, maar bij wijze van uitnemendheid, omdat zij wezenlijk is, en omdat door haar de gehele Christus, God en mens, tegenwoordig gesteld wordt". H. Paus Paulus VI, Encycliek, Over de leer en de verering van de Heilige Eucharistie, Mysterium Fidei (3 sept 1965), 39

Het is door de verandering van het brood en de wijn in het lichaam en bloed van Christus dat Christus tegenwoordig gesteld wordt in dit sacrament. De Kerkvaders hebben het geloof van de kerk in de doeltreffendheid van het woord van Christus en van de werkzaamheid van de heilige Geest om deze verandering te voltrekken met klem bevestigd. Zo verklaart de heilige Johannes Chrysostomus:

Niet de mens is het die de offergaven tot lichaam en bloed van Christus maakt, maar de Heer zelf, Hij die voor ons gekruisigd is. De priester, vertegenwoordiger van Christus, spreekt de woorden uit, maar hun genadevolle kracht komt van God. Dit is mijn lichaam, zegt Hij. Dit woord transformeert de offergaven. H. Johannes Chrysostomos, De prodit. Iudae. 1,6, vert uit Gr.

En de heilige Ambrosius zegt over deze verandering:

Laten we er toch van overtuigd zijn dat dit niet is wat de natuur heeft gevormd, maar wat de zegening heeft geconsacreerd, en dat de kracht van de zegening sterker is dan de kracht van de natuur, want door de zegening is de natuur zelf veranderd (...). Zou dan het woord van Christus dat uit het niets kon maken wat niet bestond, ook niet bij machte zijn dat wat bestaat, te veranderen in wat het niet was? Het is toch geen kleinere zaak geheel nieuwe dingen tot bestaan te brengen dan de natuur van bestaande dingen te veranderen! H. Ambrosius van Milaan, De Mysteriis. 9,50,52 (Vgl. Getijdenboek Lect. 1,6,139-140), vert. uit Lat.

Het Concilie van Trente geeft de volgende samenvatting van het katholieke geloof: "Omdat onze verlosser Christus gezegd heeft dat hetgeen Hij onder de gedaante van brood opdroeg werkelijk zijn lichaam was, is dit ook altijd de overtuiging geweest van de Kerk van God, en daarom verklaart dit heilig concilie het ook nu weer: door de consecratie van brood en wijn komt de verandering tot stand van de gehele substantie van het brood in de substantie van het lichaam van Christus onze Heer, en van de gehele substantie van de wijn in de substantie van zijn bloed. Deze verandering nu is door de katholieke Kerk gepast en treffend wezensverandering (transsubstantiatie) genoemd". Concilie van Trente, 13e Zitting - Decreet over het Sacrament van de Eucharistie, Sessio XIII - Decretum de SS. Eucharistia (11 okt 1551), 8. vert. uit Lat.

De eucharistische tegenwoordigheid van Christus begint op het ogenblik van de consecratie en duurt zolang de eucharistische gedaanten blijven bestaan. Christus is geheel aanwezig in elk van beide gedaanten en geheel in elk deel ervan, zodat door het breken van het brood Christus niet opgedeeld wordt. Vgl. Concilie van Trente, 13e Zitting - Decreet over het Sacrament van de Eucharistie, Sessio XIII - Decretum de SS. Eucharistia (11 okt 1551), 7

De verering van de Eucharistie. In de misliturgie drukken wij ons geloof in de werkelijke tegenwoordigheid van Christus onder de gedaanten van brood en wijn onder andere uit door te knielen of door een diepe buiging te maken als teken van aanbidding. "De katholieke Kerk kent deze eredienst van aanbidding toe aan het Sacrament van de Eucharistie, niet alleen gedurende de mis, maar ook buiten deze viering. Met de grootste zorg bewaart zij de geconsacreerde hosties, biedt zij ze de christengelovigen ter plechtige verering aan en draagt zij ze in processie rond". H. Paus Paulus VI, Encycliek, Over de leer en de verering van de Heilige Eucharistie, Mysterium Fidei (3 sept 1965), 56. vert. uit Lat.

Het tabernakel was eerst bedoeld om op waardige wijze de Eucharistie (de heilige Reserve) te bewaren opdat zij, buiten de mis, gebracht zou kunnen worden naar de zieken en afwezigen. Door de verdieping van het geloof in de werkelijke tegenwoordigheid van Christus in zijn Eucharistie heeft de Kerk de zin ontdekt van de stilzwijgende aanbidding van de Heer, aanwezig onder de eucharistische gedaanten. Daarom moet het tabernakel een bijzonder waardige plaats krijgen in het kerkgebouw; het moet zodanig gemaakt zijn dat het de waarheid van de werkelijke tegenwoordigheid van Christus in het heilig Sacrament onderstreept en zichtbaar maakt.

Het is uitermate passend dat Christus op deze unieke wijze aanwezig wilde blijven voor zijn Kerk. Omdat Christus in zichtbare gestalte de zijnen zou verlaten, wilde Hij ons zijn sacramentele tegenwoordigheid geven; daar Hij zichzelf zou opofferen aan het kruis om ons te redden, wilde Hij ons de gedachtenis toevertrouwen van zijn liefde, waarmee Hij ons heeft bemind "tot het uiterste toe" (Joh. 13, 1), tot het geven van zijn leven. In zijn Eucharistische aanwezigheid blijft Hij inderdaad op mysterievolle wijze onder ons als Degene die ons bemind heeft en zich voor ons heeft overgeleverd, Vgl. Gal. 2, 20 en Hij blijft het onder de tekenen welke deze liefde uitdrukken en meedelen:

De Kerk en de wereld hebben de verering van de Eucharistie hard nodig. Jezus wacht op ons in dit Sacrament van de liefde. Laten wij niet zuinig zijn met onze tijd als het erom gaat bij Hem samen te komen in aanbidding, in een beschouwend gebed vol geloof en erop gericht de zware schulden en misdaden van de wereld goed te maken. Dat onze aanbidding toch nooit ophoude. H. Paus Johannes Paulus II, Brief, Het Mysterie en de Eredienst van de Heilige Eucharistie - Brief aan de Bisschoppen bij gelegenheid van Witte Donderdag 1980, Dominicae Cenae (24 feb 1980), 3. (vert. Stichting Verkondiging Roermond)

"Dat in dit Sacrament het echte lichaam en het echte bloed van Christus tegenwoordig zijn, 'kan men niet te weten komen met de zintuigen', zegt de heilige Thomas, 'maar alleen door het geloof dat steunt op het gezag van God'. En daarom zegt de heilige Cyrillus in zijn commentaar op Lucas 22,19: 'Dit is mijn lichaam dat voor u gegeven wordt': 'Vraag u niet af of dit wel waar is, maar neem liever gelovig de woorden van de Verlosser aan; want omdat Hij de waarheid is, liegt Hij niet"'. H. Thomas van Aquino, Summa Theologiae. III,75,1 Vgl. H. Paus Paulus VI, Encycliek, Over de leer en de verering van de Heilige Eucharistie, Mysterium Fidei (3 sept 1965), 1. geciteerd door Paulus VI (vert. Adoro Te, G. van der Leeuw)

U bid ik aan in overgave, godheid ongezien
die waarachtig onder deze tekenen schuilt;
u geeft zich mijn harte over heel en al,
immers u aanschouwend schiet het al te kort.

Zien, smaken en tasten falen hier bij u,
veilig brengt hier enkel 't horen tot geloof.
ik geloof in al wat Gods zoon heeft gezegd:
niets is meer waarachtig dan der waarheid woord.

Document

Naam: CATECHISMUS VAN DE KATHOLIEKE KERK
Soort: Catechismus-Compendium
Datum: 15 augustus 1997
Copyrights: © 1997, Libreria Editrice Vaticana
waarin verwerkt niet officiële aanpassing aan de "editio typica"
Bewerkt: 15 december 2021

Opties

Internetadres
Print deze pagina
Dit document bestellen
Startpagina van dit document
Inhoudsopgave van dit document
Referenties naar dit document
Referenties vanuit dit document
Trefwoordenlijst voor dit document
RK Documenten wordt mogelijk gemaakt door donaties van gebruikers.
© 1999 - 2025, Stg. InterKerk, Schiedam, test