15 augustus 1997
"Bekwaam tot het ontvangen van het Doopsel is ieder mens die nog niet gedoopt is, en alleen deze". Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 864 Wetboek, Codex van Canoniek Recht van de Oosterse Kerken, Codex Canonum Ecclesiarum Orientalium (1 okt 1991), 679
Sinds het ontstaan van de Kerk is in die streken waar nog niet lang geleden het Evangelie verkondigd is, het Doopsel van volwassenen de meest voorkomende situatie. Aan het catechumenaat (voorbereiding op het Doopsel) is dan een belangrijke plaats voorbehouden. Het is een inwijding in het geloof en het christelijk leven en het moet de kandidaten ontvankelijk maken voor de gave Gods in het Doopsel, het Vormsel en de Eucharistie.
Aangezien kinderen geboren worden met een gevallen natuur en besmet met de erfzonde, hebben ook zij de nieuwe geboorte in het Doopsel nodig, Vgl. Concilie van Trente, 5e Zitting - Decreet over de erfzonde, Sessio V - Decretum super peccato originali (17 juni 1546), 4 om aan de machten van de duisternis ontrukt te worden en overgebracht te worden naar het domein van de vrijheid van de kinderen Gods, Vgl. Kol. 1, 12-14 waartoe alle mensen geroepen zijn. Het Doopsel van kinderen laat heel duidelijk zien dat de genade van het heil louter om niet gegeven wordt. De Kerk en de ouders zouden het kind dan ook de onschatbare genade om kind van God te worden ontzeggen, indien zij het niet kort na de geboorte zouden laten dopen. Vgl. Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 867 Vgl. Wetboek, Codex van Canoniek Recht van de Oosterse Kerken, Codex Canonum Ecclesiarum Orientalium (1 okt 1991), 681 Vgl. Wetboek, Codex van Canoniek Recht van de Oosterse Kerken, Codex Canonum Ecclesiarum Orientalium (1 okt 1991), 686. 1
Het Doopsel is het sacrament van het geloof. Vgl. Mc. 16, 16 Om te geloven heeft men echter de gemeenschap van gelovigen nodig. Enkel binnen het geloof van de Kerk kan iemand gelovig zijn. Het geloof dat voor het Doopsel vereist wordt, is niet een volmaakt en rijp geloof, maar een beginnend geloof dat geroepen is zich te ontwikkelen. Men vraagt aan de geloofsleerling of aan zijn peter: "Wat vraagt u van de Kerk van God ?" En hij antwoordt: "Het geloof!"
Bij alle gedoopten, zowel kinderen als volwassenen, moet het geloof na het Doopsel groeien. Daarom ook viert de Kerk elk jaar in de paasnacht de vernieuwing van de doopbeloften. De voorbereiding op het Doopsel voert enkel tot de drempel van het nieuwe leven. Het Doopsel is de bron van het nieuwe leven in Christus, waaruit heel het christelijk leven ontspringt.
Voor de ontplooiing van de doopgenade is de hulp van de ouders belangrijk. Hier ook ligt de rol van de peter of de meter, die overtuigde gelovigen moeten zijn, in staat en bereid om de pasgedoopte, kind of volwassene, te helpen op de weg van het christelijk leven. Vgl. Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 872-874 Hun taak is werkelijk een kerkelijke functie (officium). Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de heilige liturgie, Sacrosanctum Concilium (4 dec 1963), 67 Heel de kerkelijke gemeenschap draagt een deel van de verantwoordelijkheid voor de ontplooiing en het behoud van de doopgenade.