CATECHISMUS VAN DE KATHOLIEKE KERK
(Soort document: Catechismus-Compendium)
15 augustus 1997
"Onze toegewijde moeder de Kerk acht het haar plicht op vastgestelde dagen in de loop van het jaar, het heilswerk van haar goddelijke Bruidegom in een heilige gedachtenis te vieren. Elke week, op de dag die zij 'de dag des Heren' heeft genoemd, herdenkt zij de verrijzenis van de Heer, die zij ook eenmaal in het jaar, samen met zijn zalig lijden, luisterrijk viert door de grote paasplechtigheid. Zij ontvouwt het gehele mysterie van Christus door de jaarkring heen. (... ) Door zo de verlossingsmysteries te vieren, ontsluit zij voor de gelovigen de rijke schat van heilsdaden en verdiensten van haar Heer; en wel zo, dat deze mysteries te allen tijde in zekere zin tegenwoordig worden gesteld, opdat de gelovigen ermee in contact komen en van heilsgenade worden vervuld".
2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de heilige liturgie, Sacrosanctum Concilium (4 dec 1963), 102. vert. uit Lat.
Sinds de wetgeving van Mozes kende het Volk van God vastgestelde feesten, die het paasfeest als uitgangspunt hadden, om de wondere daden van de verlossende God te gedenken, om Hem ervoor te danken, om de herinnering eraan te vereeuwigen en om de komende geslachten te leren ernaar te leven. In het tijdperk van de Kerk, dat zich uitstrekt vanaf het Pasen van Christus, eens voor al volbracht, tot aan de voltooiing ervan in het Koninkrijk van God, is de liturgie, die op vastgestelde dagen gevierd wordt, getekend door de nieuwheid van het Christusmysterie.
Wanneer de kerk het Christusmysterie viert, dan komt telkens in haar gebed het woord
"heden!" terug, als een echo van het gebed dat de Heer haar geleerd heeft
Vgl. Mt. 6, 11
en als antwoord op de oproep van de heilige Geest.
Vgl. Heb. 3, 7-4, 11
Vgl. Ps. 95, 7
Dat "heden" van de levende God is het "uur" van het Pasen van Jezus, dat de hele geschiedenis doorkruist en draagt, en de mens wordt uitgenodigd dat "heden" binnen te treden:
Het leven heeft zich tot alle wezens uitgestrekt en alle zijn vervuld van een sterk licht; Hij die de opgaande zon bij uitstek is, overspoelt de hele wereld en Hij die "eerder was dan de morgenster" en de andere hemellichamen, onsterfelijk en onmetelijk, de grote Christus, Hij straalt meer dan de zon over alle wezens. Zodoende ontstaat voor ons die in Hem geloven een dag van licht, langdurig, eeuwig, een dag die geen einde kent: het mystieke Pasen. Pseudo Hippolytus van Rome, In sanctam Pascha. 1-2: PG 59, 755, vert. uit Lat.
"Krachtens apostolische overlevering, die teruggaat tot op de dag zelf van de verrijzenis van Christus, viert de Kerk het Paasmysterie op iedere achtste dag, die terecht dag des Heren of zondag wordt genoemd".
2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de heilige liturgie, Sacrosanctum Concilium (4 dec 1963), 106. vert. Getijdenboek Lect. II,4,76 De dag van de verrijzenis van de Heer is tegelijk de "eerste dag van de week", gedachtenis van de eerste dag van de schepping, en de "achtste dag", waarop Christus, na de "rust" van de grote sabbat, de dag "die de Heer gemaakt heeft", inluidt, de "dag die geen avond kent".
Byzantijnse liturgie De "maaltijd van de Heer" is er het centrum van; hier immers ontmoet de hele gelovige gemeenschap de verrezen Heer, die haar aan zijn feestmaal uitnodigt:
Vgl. Joh. 21, 12
Vgl. Lc. 24, 30
De dag des Heren, de dag van de verrijzenis, de dag van de christenen, is onze dag. Daarom wordt hij dag des Heren genoemd: die dag is de Heer als overwinnaar naar de Vader opgestegen. Noemen de heidenen hem dag van de zon, dan sluiten wij ons hier graag bij aan: vandaag immers is het licht van de wereld opgegaan, vandaag is de zon der gerechtigheid verschenen, die met haar vleugels genezing brengt. H. Hieronymus, In die dominica Paschae. CCL 78, 550,52, vert. uit Lat.
Vanuit het Paastriduüm als zijn lichtbron vervult de nieuwe tijd van de verrijzenis het hele liturgisch jaar met zijn helderheid. Vanuit de lichtbron van deze drie dagen wordt het gehele jaar voor en na Pasen gaandeweg omgevormd door de liturgie. Het is werkelijk een "genadejaar van de Heer".
Vgl. Lc. 4, 19
Het heilsbestel is aan het werk binnen het kader van de tijd. Sinds de geschiedenis echter haar voltooiing gevonden heeft in het Pasen van Jezus en de uitstorting van de heilige Geest, wordt op het einde van de geschiedenis vooruitgelopen, "bij wijze van voorproef", en treedt het rijk Gods in onze tijd binnen.
Daarom is
Pasen niet zomaar een feest te midden van andere feesten: het is het "Feest der feesten", het "Hoogfeest der hoogfeesten", zoals de Eucharistie het Sacrament der Sacramenten is (het grote Sacrament). De heilige Athanasius noemt het paasfeest "de Grote Zondag",
H. Athanasius van Alexandrië, Feestbrieven, Epistolae Festivalis. 1 (anno 329): PG 26, 1366, vert. uit Lat. zoals de Goede Week in het Oosten de "Grote Week" genoemd wordt. Het mysterie van de verrijzenis, waarin Christus de dood heeft verpletterd, doordringt onze oude tijd met zijn machtige energie, totdat alles aan Hem onderworpen is.
Het mysterie van Christus, zijn menswording en zijn Pasen, dat wij in de eucharistie vieren, in het bijzonder in de zondagse samenkomst van de gelovigen, doordringt de tijd van elke dag en geeft hem een ander aanzien door de viering van het getijdengebed, "het goddelijk officie". (zie
Vierde hoofdstuk Sacrosanctum Concilium) Trouw aan de aanbevelingen van de apostelen om "zonder ophouden te bidden" (
1 Tess. 5, 17)(
Ef. 6, 18), is deze viering "zo ingericht dat heel de loop van dag en nacht door de lofprijzing van God wordt geheiligd".
2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de heilige liturgie, Sacrosanctum Concilium (4 dec 1963), 8. vert. uit Lat. Zij is "het openbaar gebed van de Kerk",
2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de heilige liturgie, Sacrosanctum Concilium (4 dec 1963), 98. vert. uit Lat. waardoor de gelovigen (clerici, kloosterlingen en leken) als gedoopten het koninklijk priesterschap uitoefenen. Wanneer het getijdengebed "op goedgekeurde wijze" door de Kerk gevierd wordt, "is dat echt de stem van de bruid zelf die zich tot haar Bruidegom richt, ja zelfs het gebed van Christus samen met zijn lichaam tot de Vader".
2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de heilige liturgie, Sacrosanctum Concilium (4 dec 1963), 84. vert. uit Lat.
De hymnen en litanieën van het getijdengebed voegen het psalmgebed in de tijd van de Kerk in, en drukken zo de symboliek van het ogenblik van de dag, van de liturgische tijd of van het gevierde feest uit. Bovendien openbaren de lezing van Gods woord in elk uur van het getijdengebed (met de beurtzang of de trope die erop volgt) en, in bepaalde getijden, de lezing uit de Kerkvaders of geestelijke meesters, op een meer diepgaande wijze de zin van het gevierde mysterie. Deze lezingen dragen ook bij tot een beter begrip van de Psalmen en bereiden voor op het stil gebed. De
lectio divina, waarbij het woord van God gelezen en overwogen wordt om tot gebed te worden, is op deze wijze geworteld in de liturgische viering.